woensdag 17 maart 2010

Himmelhochjauchzend, zum Toden betruebt


Gisteren gesproken met een manager en zijn teamleiders over een trainingstraject van ons. Ze waren boos en teleurgesteld omdat we in het begin van de training zo veel aandacht besteden aan de onvrede van medewerkers. Die ze eigenlijk zien als tegenwerkers. Ook tijdens dit gesprek werd er weer veel onvrede gespuid. Anderhalf uur lang. Net zo lang als het spuien eerder in de training. Er werd teruggekeken op een goed gesprek. En dat was het ook. Voor hen. Grappig en ontluisterend dat niet ingezien wordt dat dit gesprek volgens precies dezelfde patronen verloopt als misschien wel alle interactie, alle communicatie binnen deze club. Allemaal parallelle processen. Dezelfde patronen in ieder gesprek. Veel bagger in het begin, veel geklaag over anderen. Een levend Wandelgangen Informatiesysteem (WIS) Als iedereen zijn zure blaas heeft geleegd, is er even ruimte om aan de slag te gaan. Even, want de blaas is al weer snel gevuld en het zeiken begint weer van voren af aan. Op alle niveaus. Vroeger vond ik die spelletjes wel leuk. Kijken wie het verste kon. Kijken wie de langste had, deed ik niet graag. Verloor dan altijd. In deze organisatie is het geen spelletje meer. Of misschien wel. Worden er alleen maar spelletjes gespeeld, alleen beseft niemand dit. Dit is strijd. Conflict. Muren om Gaza. Patrouilles. Controles. Wantrouwen. Ook in ons. En dat voelt niet goed. Ik voel mij opgejaagd. Doodongelukkig.

Pygmalion was, in de verhalen van Ovidius, een koning/ beeldhouwer die tijdens het beeldhouwen van Galatea, verliefd werd op het beeld. Hij smeekte Venus om hem een vrouw te bezorgen die op zijn beeld leek. Venus deed wat Godinnen in zo’n geval doen, ze wekte het beeld tot leven. En of hij het nou was of het beeld zelf, er werd gekust en het beeld kwam tot leven. Of de beeldhouwer kwam tot leven, daar wil ik af wezen. In de leerpsychologie wordt gesproken over het Pygmalion effect. Uit vele onderzoeken is gebleken dat leerlingen beter presteren naarmate bij leraren van tevoren een hogere verwachting van hen is gewekt. Hoge verwachtingen hebben. Daar gaat het dus om. En vertrouwen. In eigen kunnen en in de ander. En loslaten. Een beweging inzetten en vertrouwen op de Goden. Andersom werkt het trouwens ook. Geen of lage verwachtingen hebben. En vasthouden aan je overtuiging dat het toch wel nooit wat zal worden met die Bosma. Succes verzekerd. Je creëert wat je wilt zien.

In de auto, onderweg naar mijn goede vriend Cedric, vraag ik mij af wat hoe groot mijn vertrouwen is om deze klus met succes af te ronden. Ik heb geloof in onze deskundigheid maar ik ben het geloof kwijt dat we in staat zullen zijn deze klus tot een goed einde te brengen. Maar als ik niet geloof in een goede afloop, waarom aanvaard ik dan deze klus? Waarom geef ik het niet gewoon terug? Vanwege het geld?

Ik hoop dat Cedric mij kan raden in dit innerlijke conflict. Met Cedric is het goed bomen opzetten, zeker over kwaliteit. Hij neemt mij daarvoor mee naar café de Beyerd. Het café waar hij in zijn middelbare schooljaren ook al kwam. Veertig jaar geleden. Toepen, boerenbridge. Het beste café van Nederland. Met de grootste bierkaart en een eigen brouwerij.

Om daar te komen moeten we eerst door de buitenwijken van Breda. Een bouwput waar straks de grootste Hornbach van Nederland komt. Wat betekent dit straks voor al die Gamma’s en Praxissen? Het gesprek over Kwaliteit is begonnen. Over wat we waarnemen. De nadruk op steeds groter, steeds meer. Sneller. Quick en dirty. Waar is de groenteboer die iets kan vertellen over de kwaliteit van een vijg? Niks ten nadele over de schatten die bij AH werken, maar er gaat veel kwaliteit verloren in de race naar meer.
Ik herinner mij het verhaal van Oom Hette die in Terhorne 24 koeien had. Oom Hette en Tante Annie konden net rondkomen. Er was 1 dierenarts voor 4 dorpen. Nu heeft zijn dochter de boerderij overgenomen. Honderd koeien. Ligboxenstallen. De koeien computergestuurd gemolken. Ieder dorp zijn eigen veearts. En nog steeds kan mijn nicht haar hoofd nog maar net boven water houden. Hoe overleef je in zo’n wereld?

Het café is nog net zo als in Cedric’s tienerjaren. Groot, hoge plafonds, ruim. Een biljart. Van Morrison op de achtergrond. Precies hard genoeg. Hoge plafonds. Rode tafelkleedjes met op sommige plekken oud kaarsvet. Tevreden gemurmel op de achtergrond. Veel vijftigers. Een schout bij nacht die binnenkomt. Dezelfde eigenaar als veertig jaar geleden loopt er nog rond. Samen met zijn zoon. Beiden heten Piet. De oude baas kent Cedric nog, ook al is het misschien tien jaar geleden dat deze hier voor het laatst is geweest. We bestellen een biertje uit eigen brouwerij. Heerlijk. Nog een. Ook al ben ik hier nog nooit geweest, ik kom hier mijn verleden tegen. Een vertrouwde omgeving. En een vriend die vertrouwen in mij heeft. Even voel ik mij gelukkig.