Gisteren weer geprobeerd naar de Mattheus Passion te luisteren zonder in slaap te vallen. Al twee keer eerder heb ik het geprobeerd maar iedere keer werd ik wakker van mijn eigen gesnurk. Is niet fijn voor de mensen die, gewapend met de partituur op schoot, niks willen missen. Deze keer zou het mij vast lukken. De Mattheus werd uitgevoerd in de Grote Kerk in Den Haag. Harde banken en stoelen, in het weekend en overdag. Van tevoren een flinke bak koffie voor de pep. Al na 10 minuten dommelde ik weg en schrok geschokt wakker. Aan mijn buurvrouw te zien, had ik niet gesnurkt. Voor de pauze had ik het erg moeilijk. Deed erg mijn best om niet in slaap te vallen. Echt genieten van de muziek lukte mij niet. Teveel met mijzelf bezig. In de pauze weer een bak koffie en ik nam mij voor een andere strategie te volgen. Iedereen in de kerk had de tekst of de partituur op schoot. Sommigen het stuk volgend met een vinger. Misschien waren er ook wel anderen die voorovergebogen deden alsof ze meededen maar misschien ook in slaap vielen. Ik nam mij voor om lekker verder te lezen in mijn boek. Per slot van rekening ook een boek over groot lijden. ‘Waarom naar Gaza’ heet het. Ademloos lees ik het verhaal over wat de schrijver, Jaap Voigt, de grootste gevangenis ter wereld noemt. Nog geen anderhalf miljoen Palestijnen die als ratten in de val zitten. Ontmenselijkt worden op een beestachtige manier en de wereld kijkt toe. Of neen, keert zich af. Wil niet geconfronteerd worden met deze gruwelbeelden. Zoals we ook moeilijk naar de beelden kunnen kijken van de Holocaust. Al helemaal niet er over praten. In het boek staat een prachtige uitspraak van Ken Wilber: “Cultuur is een collectieve samenzwering om de dood te ontkennen.” Geweten gewist.
Ik word weer de muziek ingetrokken door de droeve tonen van violen. Erbarme Dich. Heb medelijden,mijn God, omwille van mijn tranen. Zie toch, hart en ogen wenen bitter om U.
Herinneringen komen boven. Is het de muziek die dat met mij doet? Het lijden van een mens, verbeeld in deze prachtige muziek? Het verraad. Het kruis. De eenzaamheid. O, God waarom hebt ge mij verlaten? Is het het boek dat op bijzondere wijze het lot van de Palestijnen verbindt met dat van de schrijver? Maakt op zich niet zoveel uit. Het oude kip ei verhaal. Ik word in mijn hart geraakt. En wil dat liever niet voelen. Sluit acuut af. Ik stop met lezen en doe mijn best om naar de muziek te luisteren.
Herinneringen komen boven. Is het de muziek die dat met mij doet? Het lijden van een mens, verbeeld in deze prachtige muziek? Het verraad. Het kruis. De eenzaamheid. O, God waarom hebt ge mij verlaten? Is het het boek dat op bijzondere wijze het lot van de Palestijnen verbindt met dat van de schrijver? Maakt op zich niet zoveel uit. Het oude kip ei verhaal. Ik word in mijn hart geraakt. En wil dat liever niet voelen. Sluit acuut af. Ik stop met lezen en doe mijn best om naar de muziek te luisteren.
Na afloop met vrienden naar de kroeg. Westmalle Tripel en bitterballen. Wel goeie. Van Dobbe. Ik ben te gretig en heb de volgende dag nog last van een bitterbal die ik te snel in mijn mond stak. Ondanks de ballen en het bier krijg ik niet echt aansluiting in het gesprek. Iedereen kent elkaar al veel langer, hebben verstand van Bach. Maar wie ben ik in dit verhaal? Krampachtig probeer ik aan te sluiten. Tevergeefs. Na een uurtje sta ik op en ga naar huis. In de trein pak ik het boek weer op en lees verder. Ik kan niet meer stoppen met lezen. Verhalen van jonge Palestijnse mannen en vrouwen bij wie de hoop weggeslagen is. Ik krijg pijn in mijn buik van het beschreven geweld. Ik kan er naar kijken. Nu. Ga terug in de tijd. Ik was soldaat in Libanon. We werden vanuit het christelijke militiegebied van het door Israel gesteunde leger van majoor Haddad gebombardeerd. Ik herinner mij dat ik tijdens een van die bombardementen op het toilet zat. Ik had difterie. Granaten sloegen vlak bij mij in. Doodsbang rende ik met mijn broek op de knieën naar de schuilkelder waar ik werd onthaald door een collega met een blauwe helm met daarop een brandende kaars. Een sigaar in zijn mond. “We hadden je al gemist.” Wat een waanzin.
Nog meer flarden van onverteerde herinneringen komen langs. Ik was een jaar of acht en mijn moeder omhelsde ons. Mijn broer, mijn zus en mij. Ik kom niet echt uit een knuffelend gezin en hierdoor wist ik dat er iets ernstigs stond te gebeuren. Ze moest geopereerd worden en het was mij duidelijk dat het erop of eronder zou zijn. Ze nam huilend afscheid en zei dat het misschien een hele tijd zou duren maar dat ze dan weer bij ons terug kwam. “Maar wat nou als je niet terugkomt, mama?”, vroeg ik. Had ik niet mogen vragen. Natuurlijk kwam ze terug en ik verontschuldigde mij en trok mij terug. Een muurtje tussen mijn gevoel en mijn verstand. Een muur tussen mij en mijn moeder, mijn broer en mijn zus. Over sommige dingen wordt niet gesproken. Die neem je desnoods mee in je graf. Maar daar mag natuurlijk ook weer niet over geschreven worden.
Muren begrenzen. Is een grens nu een scheidingslijn of een verbindingslijn? Muren scheiden wat niet te scheiden valt. Ik merk voor mijzelf dat ik woorden nodig heb om dit te begrijpen, te verteren. Alhoewel ik mij realiseer dat ook woorden fragmenteren.