dinsdag 23 maart 2010

Kwaliteit mijn waarde


Een dag met een gouden randje. Mijn agenda is gevuld met afspraken met bijzondere mensen. Mensen met kwaliteit. Die zich met ziel en zaligheid verbinden met waar ze mee bezig zijn. Hun werk beschouwen als een feestje.

De dag begint met Roger. Een aantal jaren was hij mijn baas. Mijn baas werd mijn vriend. Voor het eerst in mijn leven gebeurde dat. Ik had altijd nogal moeite met bazen maar met Roger was dat nooit het geval. Hij stond zich er ook niet op voor.
Ik heb veel ontdekt in de tijd dat ik met hem mocht werken. Over leren, over leven, over dood. Ik kan mij geen gesprek herinneren waarin ik niet geleerd heb.
Vandaag gaat het gesprek over de tijdgeest. Het hangt in de lucht en het is groen. Over duurzaamheid. Sustainability. Het nieuwe modewoord. Over Zembla waarin de koud ogende College voorzitter van een groot ROC zijn studenten een verklaring wil laten tekenen waarin ze aangeven niet meer de publiciteit te zoeken met hun klachten. En er zijn nogal wat klachten. Schrijnend was het slot van de documentaire waarin de bestuursvoorzitter werd bevraagd over deze verklaring. Uitzoemend kwam de persvoorlichtster in beeld die deze vraag niet relevant vond. Het gesprek was afgelopen. Terwijl het voor mij daar eigenlijk zou moeten beginnen. Wat is de relevantie van deze bestuursvoorzitter en wat is de relevantie van een ROC dat niet in staat is om gewoon lessen te verzorgen?

Roger en ik spreken over schaalgrootte, snelheid, en het belang van de menselijke maat. Trage vragen stellen. Over de moeilijkheid van grote organisaties om te kantelen naar een dialooggestuurde onderneming. Die daarin stagneren en proberen de boel overeind te houden door de nadruk te leggen op kleine kwaliteit. Als de roosters maar in orde zijn, de cijfers maar op tijd ingeleverd worden,dan is iedereen gelukkig. In mijn contacten op deze kolossen tref ik maar weinig mensen aan die echt gelukkig zijn. Veel mensen die in de overleef modus hun werk doen. Geen energie meer hebben om in hogere doelen te steken en zich terugtrekken op hun vierkante centimeter. Als overleving teveel energie van iemand kiest, dan wordt hij ziek. Ook als hij een zij is. Je zou dus kunnen zeggen dat mensen ziek worden als ze niet creëren.
Roger vindt mij een ambachtelijke creatieveling. Hij ziet mij ook wel een beetje als een moderne Don Quichotte die vecht tegen de buitenkanten van de grote instituten. Hij heeft met mij te doen. Er is een schreeuwende behoefte aan ambachtsmensen en creatievelingen, alleen lijkt de tijdgeest van nu vooral bezig te zijn met het managen van onzekerheid. Orde. Stabiliteit. Zou het zo kunnen zijn dat juist het streven naar stabiliteit de grootste veroorzaker is van de chaos die we nu zo veel in scholen en bedrijven aantreffen?
Met de stabiliteit van onze vriendschap is het wel in orde. Hoeven we niks voor te doen. Ook al zie ik hem pas over twee jaar weer, dan pakken we het gesprek gewoon daar op en bouwen liefdevol nieuwe luchtkastelen. We nemen afscheid. Hij zegt toe een oogje voor mij open te houden en ik houd een oogje op hem. Gelukkig.

Bouwputten. Ik loop langs het gebouw van Nationale Nederlanden. Omhoog rijzende zwarte doodskisten. Het hoogste gebouw van Nederland. Vroeger was de kerk dat. Tegenwoordig zijn dat banken en verzekeringsmaatschappijen.

We hebben om half twee een afspraak bij Codarts, een kleinschalige hogeschool voor de kunsten. Een vrijblijvende ontmoeting zonder agenda. Via via is de afspraak tot stand gekomen. Een wederzijdse vriend vond dat we wel iets voor elkaar zouden kunnen betekenen. Bij de ingang zijn jonge mensen in verschillende talen met elkaar in gesprek. We gaan het moderne gebouw in. Een klein halletje met twee vissenkommen. Een voor de receptie en een voor de beveiliging. Deze was nodig toen de Paulus kerk er nog was, een paar jaar geleden. Zwervers en junks die ongenood binnenkwamen. Toen. Tourniquetjes. We worden vriendelijk te woord gestaan door de man achter de receptie. Ik vind het altijd prettig als je je welkom weet.
Hoge roltrappen voeren ons naar de vijfde verdieping. Op de tussenverdiepingen zien we kleine ruimtes waar studenten in hun eentje muziek aan het maken zijn. Een muzikale bijenkorf. Op de vijfde verdieping worden we opgewacht door Jos, hoofd klassieke muziek. De andere man met wie we een afspraak hebben is Frank. Lector Sustainable Performance. Ik ken hem nog van een jaar of twaalf geleden toen hij een traject deed op de school waar ik toen lesgaf. Tussen de verhuisdozen in een tot school verbouwd kantoor. Ondanks zijn inspanningen is het nooit wat met die school geworden.
Het is een mooi gesprek. Al snel blijkt dat we op 1 lijn zitten. Uit dezelfde bron tappen. Wat een verademing om op een school te komen waar met ziel en zaligheid werk gemaakt wordt van leren. Waar mensen trots zijn op wat ze doen. Jongeren en docenten vanuit de hele wereld weten deze school te vinden. Ze komen hier naar toe omdat hier kwaliteit zit. Met een grote K. Dynamisch. Een plek waar niet tegengehangen, maar meegegeven wordt. Zo’n inspirerende omgeving gun je toch iedereen? Ik gun het mijzelf in ieder geval wel.

Thuis loop ik met mijn vrouw nog een rondje door Schoonhoven. In het parkje worden we ingehaald door een groep kinderen. Hard hollend achter een grijze meester aan. Even later treffen we hem uitgeput op het bruggetje aan het eind van het park. De kinderen die hem inhaalden, moedigt hij hijgend aan. We genieten van deze man. Nog een echte onderwijzer, een ambachtsman. “Kinderen moeten bewegen. Hebben ruimte nodig. Moeten kunnen spelen. En muziek maken. Daarom heb ik ook een piano in de klas.” Hij neemt afscheid van ons. Hollend achter zijn kinderen aan.

Kauwen op verzet


Vanmorgen werd ik wakker van het geluid van merels en mezen. Het krassende gekrijs van kauwtjes. In de tuin zag ik in de sering van Pake een roodborstje. Mijn Pake was smid. Mijn Opa was melkboer. In Groningen. Vroeger, voor de Tweede Wereld Oorlog, bezorgde hij losse melk. Hij deed die in de melkkan die op de stoep was klaargezet. Roodborstjes en mezen hadden de gewoonte ’s morgens vroeg de room van de melk te snoepen. Toen de melk in flessen met een aluminium dop kwam, lukte dat niet meer zo maar. Toen eenmaal één mees had ontdekt dat hij de dop van de melkfles kon stukpikken om de room te bereiken, namen zijn soortgenoten dat kunstje al snel over. Mezen leren van elkaar. Roodborstjes daarentegen niet. Dat zijn solitaire vogels. Dulden geen soortgenoten in hun territorium. Kauwtjes zie je bijna altijd in grote kolonies. Duikvluchten maken. Nooit ruzie onder elkaar door een strenge hiërarchie waarin ieder zijn plaats kent en accepteert.

Vanmiddag verzorg ik een workshop Open Communicatie bij de Landelijke Vereniging voor Centraal Wonen. Een club die de belangen behartigt van mensen die een woning delen met anderen. Wat voor vogels zal ik daar aantreffen? Mezen, kauwtjes, een enkel roodborstje?
Ik ga er goed voorbereid naar toe. Voor het geval dat. Even twijfel ik of ik er niet gewoon naar toe zal gaan in het vertrouwen dat ik wel genoeg bagage in huis heb. Besluit dat toch niet te doen. Wil goed voor de dag komen. Wil slagen. Doen waar ik goed in ben. Mensen aan tafel krijgen en naar boven halen wat daar onder verborgen ligt. Alsof werkvormen daar belangrijk in zijn. Ik ben een onverbeterlijke perfectionistische idealist.

Ik denk na over het thema van vandaag. Open communicatie. Bestaat er dan ook zoiets als gesloten communicatie? Of hebben we het dan over conflict? Desintegratie? Communicatie komt van in communio, in liefdevolle afstemming. Liefde en stem. Dat laatste maar even oppakken. Communicatie gaat dus over het laten horen van je stem. Je verhaal vertellen. Hoe verhoudt mijn verhaal zich tot jouw verhaal? Communicatie gaat dus ook over verbinding, interactie. Ik heb wel eens gehoord dat je overleving afhankelijk is van de kwaliteit van de interactie.
Hoe gaat dat trouwens als je samen met mensen in een huis woont? Op je werk kun je je nog verstoppen. Achter de computer of wat dan ook. In een huis leef je met elkaar. Ik probeer mij voor te stellen wat het betekent als je rustig een boek wilt lezen in een tuin waar de hele dag kinderen op de trampoline springen. Waar je je ruimte moet delen met droeftoeters of zuurbekjes. Ik ben er nog niet naar toe, realiseer ik mij.

Ik parkeer mijn auto voor een rond gebouw. Ik wacht even met uitstappen. Hoor op de radio het commentaar van Maarten van Rossum op de hypocriete reactie van de Amerikaanse regering over het voortzetten van het bouwen van nederzettingen door Israel in bezet gebied. Ik luister het niet helemaal af en ga naar binnen. Een vermoeide sfeer hangt er in de ruimte. Er wordt nog vergaderd. Ik scan mijn omgeving. Veel mensen die de zestiger jaren hebben meegemaakt. De tijd van idealen en verzet. “Want er komen andere tijden.” Bij sommigen is het vuur in de ogen nog duidelijk te zien. Bij anderen flakkert er nog een vonkje. Ik zie ook uitgedoofde gezichten. Beetje zuur. Ik neem plaats in een harde houten stoel. Verschoten tafelkleedjes. Het agendapunt gaat over de vergoeding voor mediatie. Tientje meer, tientje minder. Vermoeide gezichten. Ze zijn al twee uur bezig.

Ik vraag aan degene die mij heeft gevraagd voor deze opdracht om mij te introduceren. Ze zet een soort ideaalbeeld van mij neer. Gebruikt zelfs het woord verlosser. Iemand die in staat is om mensen los te krijgen van hun oordelen. Ik voel acuut verzet opkomen en geef aan dat als dat de verwachting is, dat ik nu weg ga. Ik probeer het beeld dat van mij neergezet is een beetje te nuanceren. Verlosser. Mijn vader zag mij anders. “Je bent een goeie lul, Alje. Je moest alleen onder een paard hangen.” We gaan aan de slag. Ik daag mensen uit om andere rollen in te nemen. Trek ze even uit het lood. Verwar ze. Probeer hen te bewegen zich te verplaatsen in andere standpunten want je standpunt bepaalt je perspectief. En andersom. Te lang vasthouden aan je standpunt, zorgt er voor dat de boel stagneert. Op een bepaald moment ontstond er in de groep iets bijzonders. Er was aandacht voor elkaar. Er werd op een dieper niveau geluisterd. Er werd gevoeld. Smeltwater in maart. Een korte pauze. Ik heb een gesprek met een man die het even te kwaad had. De pauze duurde langer dan de afgesproken tien minuten. Deze mensen laten zich moeilijk dicteren. In de pauze konden mensen weer even in hun lood komen. Het oude evenwicht hersteld. Weer een scheiding in de groep. Mezen, kauwtjes en een enkel roodborstje. Toch weer een paar magische momenten. En steeds ook weer een terugval. Omdat niet alles werd gezegd. Een paar mensen hielden stevig hun kaken tijdens de workshop op elkaar. Werden niet gehoord omdat ze hun woorden onder water uitspraken. Ik hoop voor hen en voor de mensen met wie ze leven dat ze snel boven water komen.

Ik ga naar buiten. Hoor de geluiden van mezen, kauwtjes en zie een enkel roodborstje. Gaan lekker hun eigen gang. Moet je ook niet bij elkaar willen stoppen in een volière. Ik start mijn auto en ga naar huis.

Opale


Deze week droomde ik over een ontmoeting met Marc Obbens. Hij heeft een uitvaartbedrijf. Opale. Ik was in mijn droom met hem op bezoek bij iemand die stervende was. Ik praatte met de man die op bed lag en met zijn familie. Ik tekende zijn levensportret op. Het volgende moment zag ik mijzelf omringd door mensen in de aula van een crematorium en vertelde het verhaal.

Marc reageerde bijzonder enthousiast toen ik hem belde en vertelde van mijn droom. De laatste keer dat ik hem zag was een jaar of vijf geleden. Onze kinderen zaten toentertijd op de Vrije School. Nooit zoveel met hem gesproken. Een enkele keer. Ik kan mij maar weinig gesprekken herinneren. Wel dat hij toen bezig was met een carrière switch. Wat ik mij nog meer herinner is de sfeer die hij meebracht. Aandachtige rust en humor. Een leuke combinatie.

We gingen zitten aan een lange en volle keukentafel. Ik moet denken aan Wangari Mathai, oprichtster van de Green Belt Movement die in Afrika meer dan 40 miljoen bomen heeft geplant. Ruim 200 communities over heel Afrika zijn hier mee bezig. Mede daarvoor ontving ze in 2004 de Nobelprijs voor de Vrede. Met deze woorden.
“It all started when my friends and I started talking at the kitchen table. The planting of trees is the planting of ideas. By starting with the simple act of planting a tree, we give hope to ourselves and to future generations.”

Marc en ik zetten een boom op. Over ons geloof in een stille revolutie. Over ons ongeloof om echt te veranderen door schreeuwende neon reclames langs de snelweg. Geen spandoeken maar er zijn voor een ander. Over het belang van kleine ontmoetingen. In volle aandacht. In zijn werk komt Marc dat dagelijks tegen. Sleutelgat ervaringen, noemt hij die ontmoetingen waarin hij de verbondenheid tussen mensen in hun meest elementaire vorm ervaart. Een oerkracht die soms los komt. Een oerkracht die wil organiseren, wil inspireren. Voor dat wonder zijn anderen nodig. Dat kun je niet alleen. De mooiste momenten zijn die momenten waarin hij zich een spreekbuis voelt. Rillingen over zijn lijf als hij het gevoel heeft uit te spreken wat er tussen hem en de ander leeft. “Als dat gebeurt, dan ga ik gevleugeld weer naar huis.”

Marc is onder de indruk van de puurheid van mensen als er iemand komt te overlijden. Open. Geen franje. Geen maskers. Soms wel de pijn om elkaar niet bereiken. Elkaar even niet kunnen zien. Hij ziet het als een belangrijke taak om in dat proces er te zijn voor de mensen. “ Je moet in zo’n situatie wel een frictie willen veroorzaken maar wel in aansluiting met de ander.” Even mensen op het verkeerde been zetten. Zo komt hij niet met standaard teksten of brochures maar maakt gebruik van de wijsheid die er bestaat tussen mensen. Mensen maken zelf de beste teksten. Die echt passen. Tussen mensen leeft de wijsheid. Niet in het individu. Waar twee of drie mensen samen zijn in mijn naam, ben ik in hun midden. Ik ben even vergeten wie het nou was. Jezus of de Boeddha. Aan deze tafel is het Marc die deze woorden spreekt. Een gemeenschapszoeker die het belangrijk vindt dat iedereen gezien wordt in dat proces van ontmoeten en afscheid nemen. Nu is dat vaak moeilijk. We hebben de dood weg georganiseerd. Naar de randen van de stad. Marc pleit voor het terugbrengen van het leven en de dood naar de kern. Als we de dood ontkennen, er doodsbang voor zijn, kunnen we ook niet ten volle leven. Misschien zijn we er zelfs wel de gevangene van. In verzekerde bewaring gesteld. We willen zo graag vertrouwen op vertrouwen. Verzekerd zijn. Maar dat kan niet meer.

Het ideaal van Marc is het creëren van een soort cultureel centrum waar mensen in en uit lopen, activiteiten met elkaar doen. Ambachtelijk werk. Kunst. Een centrum waarin mensen samen op zoek gaan. Samen bouwen aan betekenis. Aan vertrouwen. Een levendig centrum waar ook gestorven mag worden. Wat we nodig hebben is het ontwikkelen van ons vermogen om te bouwen aan vertrouwen. Stilletjes. Met anderen. Onderzoeken en doen. En daarna pas thuis beseffen wat de betekenis was. Ik neem afscheid van Marc. Het zal niet de laatste keer zijn.