Vandaag zo’n fantastische afwijzing gekregen. Ik had een selectie van mijn slechtste artikelen opgestuurd naar diverse kranten en tijdschriften. Vaak krijg je dan een obligaat antwoord terug dat de stukken met belangstelling zijn gelezen maar dat ze al zoveel columnisten in huis hebben, bla, bla. Obligaat, en toch voel ik mij altijd rot onder zo’n afwijzing. Een dolksteek in mijn hart. Ik begrijp het wel maar het onpersoonlijke waarmee afgewezen wordt, vind ik iedere keer weer pijnlijk. Onpersoonlijk of onverschillig? Ik denk het laatste. Of nee, toch allebei. Waarom raakt mij dat toch? Waarom schrijf ik überhaupt als ik niet tegen de afwijzing kan?
De afwijzing die ik vandaag kreeg was niet onpersoonlijk en onverschillig. Er sprak aandacht en zorg uit. Misschien zijn dat wel synoniemen. De hoofdredacteur had met veel plezier en belangstelling mijn stukken gelezen, hij had er om moeten lachen, ze deden hem fronsen, nadenken. Ze bleven hangen in zijn hoofd. Hij vond ze boeiend. Maar wellicht een tikje te literair voor het karakter van zijn blad. De artikelen in zijn blad gingen recht op hun doel af. Waren zakelijk. Mijn columns waren onderzoekend, aan de ‘zachte’ kant. Hij veroordeelde dat niet, het was slechts een constatering. Wat hij ging doen was mijn artikelen onder de aandacht brengen van redacties van andere tijdschriften. Ik word hier zo blij van. Waarom? Is het de erkenning die uit zijn reactie spreekt? Erkenning voor mijn schrijverschap? Of is het de aandacht waarmee feedback gegeven wordt op mijn schrijfsels? Even bidden. Als een valk. Oogje dicht en snaveltje toe. Dat andere bidden lukt mij maar moeilijk. Die gelovigen leggen het altijd zo buiten zichzelf. Bij God, Allah, Vishnu.
Afwijzing, ontkenning. Het gevoel dat je niet gezien wordt. ‘Leg het nou niet weer bij een ander, Alje.’ Het gevoel dat ik niet gezien word. Zo beter? Gewogen en te licht bevonden. Niet goed genoeg. Mijn maag trekt ook nu samen als ik denk aan de situaties waarin ik mensen heb teleurgesteld. Het kost mij moeite om dat onder ogen te zien. Om bij de teleurstelling te blijven. Ik wijs de afwijzing af, ontken de ontkenning. In ieder geval de gevoelens die dat oproept. Het liefst wil ik weg uit deze duisternis, terug naar de erkenning. Alje de Humorist, de Nar, de Visionair, de Inspirator. Het applaus opzoeken. Prijs de Heer. Maar neemt mijn waarde toe als ik alleen maar het succes waardeer?
Zo’n dertig jaar geleden kreeg ik van een van de beste docenten die ik ooit heb gekend, Shanti, een cassettebandje. De stem van een Indiase goeroe. Neither this nor that. Ik heb het zo vaak gedraaid dat ik het nog steeds kan dromen. “What can you do in a house where love has disappeared? You can bounce your head against the wall. What’s the result? You get a terrible headache. You can force your wife to love you but what’s the result? Your wife hates you even more. Whenever doubt arises, simply say to youself: Not two. Just simply accept the fact.” Toentertijd dacht ik dat de goeroe zei: Not do. Niet doen. Maak je niet druk. Word niet boos. Nu begrijp ik dat hij bedoelde niet twee. Niet voor of tegen, niet dit of dat. Alle twee. De dualiteit in mijzelf ontmoeten. In aandacht daarbij zijn. Niet te snel willen wegvluchten naar het ene. En volgens mijn vriend Ernst ontstaat de nuance, werkelijke aandacht bij de opheffing van de dualiteit. Of dat zo is, dat weet ik niet. Daarvoor moet je bij Ernst zijn. Of moet ik bij Ernst zijn.
Ik loop met mijn vrouw ons loopje door de stad. We hebben het over onze angst voor de afwijzing. We hebben het over onze kinderen. Hoe verkeerd wij dat eigenlijk doen. We prijzen ze als als ze hun diploma halen, hun kamer opruimen en lachen om Papa’s flauwe grappen. En bekritiseren als ze hun afspraken niet nakomen, weer hun broek in de was gooien met de broekspijpen naar binnen. Wij zijn hun geweten en dat zullen ze weten ook. Terwijl onze kinderen dondersgoed doorhebben wat ok en niet ok is. Hebben ze ons niet bij nodig. Misschien is het wel zo dat we hen afhouden van het ontwikkelen van hun eigen oordeel door dat constante prijzen en bekritiseren. Zou het wel eens zo kunnen zijn dat ze hierdoor hun eigen werkelijk waarde nooit zullen ontdekken. Afblijven. Ik zoek nog naar een flitsend slot van deze column. Ik pijnig mijn hersens maar het komt er niet uit. Ik houd er maar mee op. Het is wel goed zo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten