Zoals iedere dag lig ik met mijn lief in bad. Ze is verdrietig en ik ben een goede coach. Ongevraagd wil ik haar door haar verdriet loodsen. Het water staat al hoog genoeg in bad. Ze wordt boos op mij. Al 30 jaar bij elkaar en nog steeds begrijp ik niet dat haar verdriet of boosheid niets met mij te maken hoeft te hebben. En dat ik nog steeds niet weet dat ze er zelf heus wel uitkomt, verbijstert haar iedere keer weer. ‘Laat me toch.’ Het enige dat ik heb te doen, is luisteren. Daar sta ik dan, de trouwe Sint Bernard hond met een reddend vaatje onder mijn kin. International Rescue. Ik vind het moeilijk om te zien dat zij het moeilijk heeft. Ik heb moeite met getob. Kan dat moeilijk aanzien. Wil dan ingrijpen. Om te voorkomen dat ik ga tobben met het getob van haar. Maar als ik niet mag ingrijpen, wat is dan nog mijn rol in onze relatie?
Mijn vriend Cedric geholpen op zijn Veld voor Verder. Hij heeft in 2004 een landje gekocht in de buurt van Hooge Zwaluwe. Deel uitmakend van zo’n typisch Hollands kolderlanschap. Rechte kavels, weiden, koeien, maisvelden en sloten. Nadat het land is gerecht door ruilverkaveling mag er wel wat ruimte zijn voor rond en rafelig, vond stadsmens Cedric en hij begon te spitten, bomen te planten te midden van een kaal landschap. Had wel wat voeten in de aarde omdat de ontelbare ganzen dit landschap hebben als tussenstop en daar hoort dan geen veldje met hoge bomen tussen. Maar Cedric, hij spitte voort. En plantte. Kijken, waarnemen wat bij elkaar past. Proberen en soms ervaren dat de natuur er toch anders over denkt dan hij van te voren had bedacht. Zo weinig mogelijk ingrijpen met chemische middelen. Terughoudend daarin zijn.
Afgelopen zaterdag waren we uitgenodigd om met een paar vrienden 22 bomen te planten. Bomen die wel een paar jaar oud zijn. ‘Als het goed is dan domineren ze in 2250 het landschap. Dan ben ik er natuurlijk niet meer en ik wil tijdens mijn leven toch ook nog wel een beetje van ze genieten.’ De bomen zijn loeizwaar en de vrienden die normaal achter hun pc hun geld verdienen, spitten in zompige grond. Ik ook. Ik genoot. Zweetdruppels langs mijn ruggengraat bij 2 graden boven nul. Heerlijk. Niets te veel zeggen.
Terwijl ik daar op het land bezig ben, moet ik denken aan mijn pake. Mijn pake was smid in Terhorne. Het Kameleon dorp van Hylke en Sytse Klinkhamer. Nog steeds staat zijn huis er. Het is nu snackbar de Smidse. Ik logeerde vroeger veel bij hem. Weken naast elkaar zitten en niks zeggen. “Mensen die hard werken, praten niet veel.” Ik zie hem nog staan, voor zijn wasbak in de keuken. Grijze broek, wit hemd met dikke bretels hangend langs zijn wijde broek. Gezicht en handen ingezeept. Een ijskoude kraan. Warm water had hij nog niet. Een modern toilet ook niet. In de smidse was het huuske met daarin een houten ton die op maandag geleegd werd. Het was toen toch al 1975. Samen sjekkies roken en naar de televisie kijken. Welterusten was soms het enige wat gezegd werd. En toch deelden we veel in die stilte. Ik herinner mij de dag dat ik na 6 weken logeren weer naar huis ging. We konden elkaar niet aankijken. Tranen. Ik in het huuske en Pake in de kamer.
Ik lig weer met mijn lief in bad. Luister naar de tranen van mijn vrouw. Stil. Tot iets in mij begint te spreken. Ik kan er ook niks aan doen.
Mijn vriend Cedric geholpen op zijn Veld voor Verder. Hij heeft in 2004 een landje gekocht in de buurt van Hooge Zwaluwe. Deel uitmakend van zo’n typisch Hollands kolderlanschap. Rechte kavels, weiden, koeien, maisvelden en sloten. Nadat het land is gerecht door ruilverkaveling mag er wel wat ruimte zijn voor rond en rafelig, vond stadsmens Cedric en hij begon te spitten, bomen te planten te midden van een kaal landschap. Had wel wat voeten in de aarde omdat de ontelbare ganzen dit landschap hebben als tussenstop en daar hoort dan geen veldje met hoge bomen tussen. Maar Cedric, hij spitte voort. En plantte. Kijken, waarnemen wat bij elkaar past. Proberen en soms ervaren dat de natuur er toch anders over denkt dan hij van te voren had bedacht. Zo weinig mogelijk ingrijpen met chemische middelen. Terughoudend daarin zijn.
Afgelopen zaterdag waren we uitgenodigd om met een paar vrienden 22 bomen te planten. Bomen die wel een paar jaar oud zijn. ‘Als het goed is dan domineren ze in 2250 het landschap. Dan ben ik er natuurlijk niet meer en ik wil tijdens mijn leven toch ook nog wel een beetje van ze genieten.’ De bomen zijn loeizwaar en de vrienden die normaal achter hun pc hun geld verdienen, spitten in zompige grond. Ik ook. Ik genoot. Zweetdruppels langs mijn ruggengraat bij 2 graden boven nul. Heerlijk. Niets te veel zeggen.
Terwijl ik daar op het land bezig ben, moet ik denken aan mijn pake. Mijn pake was smid in Terhorne. Het Kameleon dorp van Hylke en Sytse Klinkhamer. Nog steeds staat zijn huis er. Het is nu snackbar de Smidse. Ik logeerde vroeger veel bij hem. Weken naast elkaar zitten en niks zeggen. “Mensen die hard werken, praten niet veel.” Ik zie hem nog staan, voor zijn wasbak in de keuken. Grijze broek, wit hemd met dikke bretels hangend langs zijn wijde broek. Gezicht en handen ingezeept. Een ijskoude kraan. Warm water had hij nog niet. Een modern toilet ook niet. In de smidse was het huuske met daarin een houten ton die op maandag geleegd werd. Het was toen toch al 1975. Samen sjekkies roken en naar de televisie kijken. Welterusten was soms het enige wat gezegd werd. En toch deelden we veel in die stilte. Ik herinner mij de dag dat ik na 6 weken logeren weer naar huis ging. We konden elkaar niet aankijken. Tranen. Ik in het huuske en Pake in de kamer.
Ik lig weer met mijn lief in bad. Luister naar de tranen van mijn vrouw. Stil. Tot iets in mij begint te spreken. Ik kan er ook niks aan doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten