Opgeven of opgaven? Op donderdag lees ik in de Volkskrant van dinsdag het aangrijpende verhaal over een jonge talentvolle roeier die zichzelf op een gruwelijke manier van het leven beroofde door, voor de ogen van zijn vriendin, zichzelf met een mes in zijn hart te steken. Wat bezielt een jong, levenslustig mens om tot zo’n daad over te gaan? Volgens de ouders van de jongen was het een dramatische combinatie van factoren: drank, wiet, slaapgebrek, cafeïnepillen, een lichaam dat maandenlang hard had getraind en het schuldgevoel over de fout die hij maakte tijdens het WK Roeien voor junioren waardoor zijn team slechts veertiende werd.
Vergeten, vermijden, verdringen, verdrinken. Als vechten of vluchten niet meer werkt. Als de angst te groot wordt. Dat noemt de vader als de belangrijkste oorzaak van het drama. Een onbeheersbaar grote angst en het onvermogen om die onder controle te houden. Of is het misschien het onvermogen om die angst onder ogen te komen?
Terwijl ik dit schrijf, denk ik terug aan de periode na het verliezen van mijn oog. Dertig jaar geleden. Ik was neergestoken in een bar in Leeuwarden. Ik herdacht samen met mijn vriend Rob Broeders, waar ben je jongen?, de dood van John Lennon een jaar eerder. Een avond en nacht met veel bier. Veel plezier en een steeds beperkter zicht. Kon niet meer zien dat ik beter geen plagerige opmerkingen kon maken over iemands petje. Grijnzend wilde de man met pet met mij op de vuist. Te laf om weg te gaan terwijl ik, op slag nuchter, mij op dat moment al realiseerde dat er iets afschuwelijks ging gebeuren. Zachte klappen in de hal, mijn tegenstander nog steeds grijnzend, wachtend op het moment om, als een kat die zijn prooi al te pakken had, definitief een eind aan het lijden van zijn tegenstander te maken. Op dat moment dook er iemand anders naar voren en het volgende moment lag ik in mijn eigen bloed op de grond. Per ambulance naar het ziekenhuis. Bernard mee in de wagen. Liefst had ik gehad dat Rob meeging maar wie ben ik om te vragen wat of wie ik nodig heb?
Allemaal mensen in wit om mij heen. Een fel licht op mijn gezicht en de stem van de dokter: “Ik ben bang dat we je oog moeten amputeren.” Alles werd in gereedheid gebracht voor de operatie. Er werd gevraagd of er iemand gebeld moest worden waarop ik neen zei. “Bel maar in de ochtend.” Ik voelde mij vreselijk alleen toen ik naar de operatiekamer werd gereden. “Sterkte, jongen”. De stem van een oude politieagent. Deze woorden deden mij goed, maakten mij zacht. Waarom herinner ik mij deze woorden zo goed?
De volgende morgen, het was prachtig weer buiten, het had zwaar gesneeuwd, daarom had de ambulance zo zacht gereden, bevoelde ik mijn gezicht. Dik verband over de rechterkant van mijn gezicht. Was bang voor de reacties van mijn ouders, mijn vriendin Renee. Durfde ze niet onder ogen te komen. Hoefde ook niet want ik had er nog maar 1. Durfde ook niet te voelen. Maakte grapjes als het ongemak te groot was. Pas toen Renee binnenkwam, kwam het verdriet. Eventjes.
Na een dag of vijf uit het ziekenhuis. Weer even in het huis van mijn ouders. Ondergedoken. Na een tijdje naar mijn eigen huis. Voelde mij daar helemaal niet veilig. Bang dat JdV mij zou zoeken en wraak zou nemen omdat ik er voor gezorgd had dat hij opgepakt was door de politie. Geen wraakgevoelens, alleen angst. Grote angst om dood te gaan? Kon daar met niemand over praten. Kop op. Doorgaan. Niet klagen want dat doen alleen zwakke mensen. Maar ik was zo bang. Ontwikkelde allemaal lichamelijke klachten. Kreeg daar weer allemaal medicijnen voor maar met mijn angst gebeurde niet. Die werd alleen maar groter. Overal loerde het gevaar. Vooral als het donker werd. Letterlijk onder tafel wachten tot het weer licht werd. En de volgende dag weer doen alsof er niks aan de hand was. Smoezen verzinnen om maar niet alleen te hoeven zijn. Vele nachten blijven slapen bij Dicky en Karin. Dronken worden. Afspraken vergeten en niet nakomen. Mij daar weer schuldig over voelen. Dikke ellende en de mensen maar denken dat het wel goed met mij ging. Duurde een jaar of twee. Gelukkig werd Renee het helemaal zat dat ik mij bleef verstoppen achter mijn krant als ze met moeilijke vragen kwam. Uiteindelijk steldee zij mij voor de keuze: Of je zoekt hulp, of ik ga bij je weg. Gedaan. Vernederend hulp gezocht. Ik kan het niet alleen. Eerst naar een psycholoog waarvan ik mij alleen nog maar een hypnose sessie herinner waarin ik weer op de operatietafel lag en mij vreselijk alleen voelde. Bang om niet te ontwaken na de operatie. Tijdens de hypnose kon ik dat gevoel toelaten en opnieuw beleven. Door de erkenning dat ik gek was, angsten had, kreeg ik meer lucht. Kon er gemakkelijker over praten. Schreef zelfs mijn afstudeerscriptie over het omgaan met een traumatische gebeurtenis. Uit balans. Kwam tijdens het schrijven in contact met bijzondere mensen met bijzondere verhalen die mij ‘dwongen’ mijn verhaal te vertellen. En niet alleen maar de mooie kanten maar ook de ‘zwarte’ kanten. Wellicht dat in de erkenning van je duistere kanten, van de kanten waarop je niet het applaus krijgt, juist de genezing zit. Bij mij werkt(e) dat in ieder geval zo.
Terwijl ik dit opschrijf, vraag ik mij af hoe het eigenlijk zit met mijn angsten op dit moment. Heb ik daar eigenlijk nu, dertig jaar later, wel oog voor? Wat zijn die angsten eigenlijk? Ik hoor mijzelf wel eens klagen over het gebrek aan opdrachten en geld. Wat doet dat eigenlijk met mij?
Ach, daar valt nog zo veel over te vertellen maar dat doe ik hier nu even niet. Niet uit angst voor de reacties maar gewoon omdat ik iets anders moet doen. Nadenken over hoe ik aan mijn geld moet komen. Bijvoorbeeld. GVD.
Alleen de zwakken klagen
Wat een mooi verhaal! Sterkte jongen...
BeantwoordenVerwijderen