woensdag 25 augustus 2010

And the wind blows

De wind waait om het huis. In mij stormt het. Onrust. Ben nogal windgevoelig. Op dagen als deze vind ik het moeilijk om mijn aandacht er bij te houden, mij te focussen. Heb daar overigens altijd wel wat last van. Ben snel afgeleid. Zo ook nu weer. Zal ik stoppen met dit verhaal nog voordat ik ook maar heb ontdekt waar het over zal gaan? Voor nu besluit ik maar door te gaan maar weet niet of ik lang zal blijven vasthouden aan dit besluit. Zal ik niet liever een dvd opzetten of een boek lezen? Gaat waarschijnlijk hetzelfde voor gelden. Binnen de kortste keren wil ik weer iets anders doen. Ik heb het concentratievermogen van een neurotische bromvlieg. Concentratie. Mooi woord. Samen, vanuit de kern. Maar hoe ziet die kern van mij er uit? Wat zijn mijn kernactiviteiten? Wat is mijn core-business? Wie zit op mij te wachten? En waar zit ik op te wachten? Daar ligt geloof ik nu meer mijn onrust dan op de wind die de takken van de berk flink doet zwiepen. Blaadjes dwarrelen.

Wellicht een leukere vraag dan de vraag wie ik ben, is een antwoord te geven op de vraag wat ik ben. Zonder dat antwoord geen zwaartepunt in mijn zoeken. Een opsomming.

Ik ben: een facilitator van facades, een bouwer van paleizen van de wind, een blijmoedige recalcitrant,een realistische fantast, een ernstige humorist, een reparateur van versleten klokken,een rustige stresskip, een avontuurlijke huishen, een veelzijdige specialist, een tegendraadse ja knikker, een berekenende opportunist, een solistische teamplayer, een betrokken egoïst, een luie ADHDer, een godslasterende prediker, een gevangen cipier, een bekrompen visionair, een angstige durfal, een stomme praatjesmaker, een luisterende dove, een spelende werker, een lieve klootzak, een chaotische structopaat, een expressieve introvert, een flexibele chaoot, een ver van mijn bed verhalenverteller, een trouwe bedrieger, een eerlijke manipulator, een kinderlijke vader, een vaderlijk kind, een gesloten emo, een waarachtige acteur, een altruïstische vrek, een onzekere betweter, een stille praatjesmaker, een eeuwige puber, een bellenblazende waarheidszoeker, een verdwaalde padvinder, een discipel zonder meester, een meesterlijke gezel, een wraaklustige pacifist, een tolerante racist, een leidende volger, een bescheiden opschepper, een gezellige kluizenaar, een redelijke schoft, een beschamende flierefluiter, een Koninklijke nar, een vrouwelijke man, een honkvaste zigeuner, een meevoetballende lijnkeeper, een ijdele sloddervos, een slordige ijdeltuit, een aandachtige dagdromer, een knuffelende brombeer, een angstige durfal, een woordblinde auteur, een autistisch gezelschapsdier, een rigide toegever, een depressieve inspirator, een esthetische vuilbek, een jaloerse gunner, een geile monnik, een exclusieve koopjesjager, een sociale narcist, een empathische autist, een zelfverzekerde twijfelkont, een vreedzame krijger, een zwartgallige humorist, een getrouwde vrijbuiter, een blijmoedige chagrijn, een woordenloze dichter, een tandenloze pitbull, een standvadsige labiel, een leeghoofd met verstand, empathisch eigenzinnig, een onnavolgbare leider, een leidende volger, een vliegende schotelantenne, een ongeleid projectiel.

Ik ben waarschijnlijk nog veel meer maar deze opsomming putte mij al aardig uit. En ben ik nou iets opgeschoten met het zoeken naar de kern van wie ik ben? Dacht het niet. Misschien moet ik ook wel stoppen met deze vragen. “Mannen die hard werken praten niet zoveel”, zei mijn pake toen ik eens zes weken bij hem logeerde in Terhorne. Zes weken nagenoeg zonder woorden, in stilte bij elkaar. En da’s niet makkelijk voor een praatjesmaker.

donderdag 19 augustus 2010

Onder ogen komen

Opgeven of opgaven? Op donderdag lees ik in de Volkskrant van dinsdag het aangrijpende verhaal over een jonge talentvolle roeier die zichzelf op een gruwelijke manier van het leven beroofde door, voor de ogen van zijn vriendin, zichzelf met een mes in zijn hart te steken. Wat bezielt een jong, levenslustig mens om tot zo’n daad over te gaan? Volgens de ouders van de jongen was het een dramatische combinatie van factoren: drank, wiet, slaapgebrek, cafeïnepillen, een lichaam dat maandenlang hard had getraind en het schuldgevoel over de fout die hij maakte tijdens het WK Roeien voor junioren waardoor zijn team slechts veertiende werd.

Vergeten, vermijden, verdringen, verdrinken. Als vechten of vluchten niet meer werkt. Als de angst te groot wordt. Dat noemt de vader als de belangrijkste oorzaak van het drama. Een onbeheersbaar grote angst en het onvermogen om die onder controle te houden. Of is het misschien het onvermogen om die angst onder ogen te komen?

Terwijl ik dit schrijf, denk ik terug aan de periode na het verliezen van mijn oog. Dertig jaar geleden. Ik was neergestoken in een bar in Leeuwarden. Ik herdacht samen met mijn vriend Rob Broeders, waar ben je jongen?, de dood van John Lennon een jaar eerder. Een avond en nacht met veel bier. Veel plezier en een steeds beperkter zicht. Kon niet meer zien dat ik beter geen plagerige opmerkingen kon maken over iemands petje. Grijnzend wilde de man met pet met mij op de vuist. Te laf om weg te gaan terwijl ik, op slag nuchter, mij op dat moment al realiseerde dat er iets afschuwelijks ging gebeuren. Zachte klappen in de hal, mijn tegenstander nog steeds grijnzend, wachtend op het moment om, als een kat die zijn prooi al te pakken had, definitief een eind aan het lijden van zijn tegenstander te maken. Op dat moment dook er iemand anders naar voren en het volgende moment lag ik in mijn eigen bloed op de grond. Per ambulance naar het ziekenhuis. Bernard mee in de wagen. Liefst had ik gehad dat Rob meeging maar wie ben ik om te vragen wat of wie ik nodig heb?

Allemaal mensen in wit om mij heen. Een fel licht op mijn gezicht en de stem van de dokter: “Ik ben bang dat we je oog moeten amputeren.” Alles werd in gereedheid gebracht voor de operatie. Er werd gevraagd of er iemand gebeld moest worden waarop ik neen zei. “Bel maar in de ochtend.” Ik voelde mij vreselijk alleen toen ik naar de operatiekamer werd gereden. “Sterkte, jongen”. De stem van een oude politieagent. Deze woorden deden mij goed, maakten mij zacht. Waarom herinner ik mij deze woorden zo goed?

De volgende morgen, het was prachtig weer buiten, het had zwaar gesneeuwd, daarom had de ambulance zo zacht gereden, bevoelde ik mijn gezicht. Dik verband over de rechterkant van mijn gezicht. Was bang voor de reacties van mijn ouders, mijn vriendin Renee. Durfde ze niet onder ogen te komen. Hoefde ook niet want ik had er nog maar 1. Durfde ook niet te voelen. Maakte grapjes als het ongemak te groot was. Pas toen Renee binnenkwam, kwam het verdriet. Eventjes.

Na een dag of vijf uit het ziekenhuis. Weer even in het huis van mijn ouders. Ondergedoken. Na een tijdje naar mijn eigen huis. Voelde mij daar helemaal niet veilig. Bang dat JdV mij zou zoeken en wraak zou nemen omdat ik er voor gezorgd had dat hij opgepakt was door de politie. Geen wraakgevoelens, alleen angst. Grote angst om dood te gaan? Kon daar met niemand over praten. Kop op. Doorgaan. Niet klagen want dat doen alleen zwakke mensen. Maar ik was zo bang. Ontwikkelde allemaal lichamelijke klachten. Kreeg daar weer allemaal medicijnen voor maar met mijn angst gebeurde niet. Die werd alleen maar groter. Overal loerde het gevaar. Vooral als het donker werd. Letterlijk onder tafel wachten tot het weer licht werd. En de volgende dag weer doen alsof er niks aan de hand was. Smoezen verzinnen om maar niet alleen te hoeven zijn. Vele nachten blijven slapen bij Dicky en Karin. Dronken worden. Afspraken vergeten en niet nakomen. Mij daar weer schuldig over voelen. Dikke ellende en de mensen maar denken dat het wel goed met mij ging. Duurde een jaar of twee. Gelukkig werd Renee het helemaal zat dat ik mij bleef verstoppen achter mijn krant als ze met moeilijke vragen kwam. Uiteindelijk steldee zij mij voor de keuze: Of je zoekt hulp, of ik ga bij je weg. Gedaan. Vernederend hulp gezocht. Ik kan het niet alleen. Eerst naar een psycholoog waarvan ik mij alleen nog maar een hypnose sessie herinner waarin ik weer op de operatietafel lag en mij vreselijk alleen voelde. Bang om niet te ontwaken na de operatie. Tijdens de hypnose kon ik dat gevoel toelaten en opnieuw beleven. Door de erkenning dat ik gek was, angsten had, kreeg ik meer lucht. Kon er gemakkelijker over praten. Schreef zelfs mijn afstudeerscriptie over het omgaan met een traumatische gebeurtenis. Uit balans. Kwam tijdens het schrijven in contact met bijzondere mensen met bijzondere verhalen die mij ‘dwongen’ mijn verhaal te vertellen. En niet alleen maar de mooie kanten maar ook de ‘zwarte’ kanten. Wellicht dat in de erkenning van je duistere kanten, van de kanten waarop je niet het applaus krijgt, juist de genezing zit. Bij mij werkt(e) dat in ieder geval zo.

Terwijl ik dit opschrijf, vraag ik mij af hoe het eigenlijk zit met mijn angsten op dit moment. Heb ik daar eigenlijk nu, dertig jaar later, wel oog voor? Wat zijn die angsten eigenlijk? Ik hoor mijzelf wel eens klagen over het gebrek aan opdrachten en geld. Wat doet dat eigenlijk met mij?

Ach, daar valt nog zo veel over te vertellen maar dat doe ik hier nu even niet. Niet uit angst voor de reacties maar gewoon omdat ik iets anders moet doen. Nadenken over hoe ik aan mijn geld moet komen. Bijvoorbeeld. GVD.

Alleen de zwakken klagen

maandag 16 augustus 2010

Kwestie van karakter?


Vannacht slecht geslapen. Eerst woelend liggen wachten tot mijn middelste vannacht thuiskwam van de film. Opluchting als de sleutel wordt omgedraaid. Die is thuis. Hè, hè. Nu ik nog. Ik blijf mij bezweet omdraaien en kom maar niet in slaap. Heeft te maken met mijn voornemen om weer te gaan schrijven. Gewoon weer iedere dag om 5 uur opstaan en zinnen geven aan mijn bestaan. Niemand anders kan dat voor mij doen. Ik vraag mij wel af of dat schrijven niet een vorm van introverte egotripperij is. IJdeltuiterij. Graven in mijn eigen bekrompen innerlijk en daar oude koek uit opdiepen. Is daar iemand bij gebaat?

Drie maanden in mijzelf opgesloten gezeten. Zomerrecessie. Of was het meer een depressie? (Wanneer gaat een recessie trouwens over in een depressie?) Er schoot mij niets te buiten, woorden bleven binnen. Ik voelde geen enkele noodzaak om mijzelf te disciplineren om iedere morgen weer de stilte op te zoeken en te gaan ontdekken wat ik eigenlijk wil zeggen, vertellen. Terwijl het mij toch erg goed doet om op zoek te gaan naar….., naar wat eigenlijk? Ook nu. Deze vraag alleen levert al spanning op. Misschien is het daar wel om te doen? Zonder spanning kom ik tot niets? Er moet druk op de ketel zijn. Pressie. Zonder pressie geen prestatie. Zonder prestatie een depressie?

Directe aanleiding om weer te gaan schrijven waren zinnen uit ‘Wat jij jonge vriend’. Een prachtige briefwisseling tussen Dick Matema en Marten Toonder. “De traagwerkers krijgen geen trilling; hun vliegwiel draait te langzaam, hun golflengte is te lang. Je moet jezelf op toeren brengen, dan ontvang je meer vibratie en van een hogere kwaliteit. Natuurlijk zit er een gevaar in, want je moet je zelfkritiek laten werken en die kan het tempo lelijk dwarszitten. Ik heb dat veel te veel verwaarloosd en te veel janboel afgescheiden. Maar aan de andere kant ben ik daardoor op paden geraakt die ik anders nooit zou hebben betreden. Dit geldt, geloof ik, voor iedereen. En iedereen is lui in wezen, zodat de hele geschiedenis er een van karakter wordt; meer dan van aanleg.

Werken. Aan de slag. Onder ogen komen en onder woorden brengen wat er onder de oppervlakte verborgen ligt. Je obsessies berijden, zoals Matema het noemt. Productie draaien. Ook al heeft het misschien niet de kwaliteit die je graag zou willen leveren. Waar je staat, moet natuurlijk ik staan maar wie is de ik die dit leest? Dat ben jij toch? Kwantiteit gaat dus voorop aan kwaliteit. Terwijl het natuurlijk wel om kwaliteit gaat. Karakter, Kwantiteit, Kwaliteit. In die volgorde. Wel grappig om mij mee te laten voeren door deze gedachtesprong. Merk dat ik getrokken word naar de felle woordenwisseling van afgelopen zaterdag met mijn middelste.

Mijn dochter is een begaafd kind. Zou met twee vingers in haar neus haar Atheneum kunnen halen. Maar doet dat niet. Of misschien ook wel. Wacht tot het laatste moment en komt pas dan in actie. Als het bijna te laat is. Is niks mis mee. Wat wel vervelend is, is dat ze geen inzage geeft in wat er in en rondom haar speelt. Ze heeft de neiging om zaken rooskleurig voor te stellen. “ Nee, hoor. Niks aan de hand. Gaat goed.” Praatjesmaker. Kletsmajoor. Lijkt in dat opzicht wel op mij. Snel afgeleid. Erg gericht op anderen. En anderen op haar. Stroop aan haar reet. Anderen gaan haar gemakkelijk af. De ene afspraak na de andere. Daar is ze erg trouw in. Vrienden kunnen op haar rekenen. Behalve als het gaat om afspraken over school. Pas als de druk zo hoog wordt, dat het dreigt te ontploffen, komt ze in actie. Dit weekend ontplofte ik. Erg boos toen ze weer dreigde haar vriendinnen voor te laten gaan op haar afspraken over het inhalen van schoolachterstanden. Was ik boos op mijzelf omdat ik mijn afspraken naar mijzelf en haar niet nakom? Deze vraag komt eigenlijk nu pas bij mij op. Had ik ook niet de afspraak naar mijzelf om iedere morgen om 5 uur op te staan en een stukje te schrijven over wat mij bezighoudt? Was ik nou ook zo boos geweest als ik gewoon de beloftes aan mijzelf en haar was nagekomen? Ik denk het niet. Nu projecteer ik mijn bagger op mijn dochter. Een slechte film. Dank je wel voor de les zonnenstraal en sorry. Ik hoop dat jij meer genoten hebt van de film van gisteravond en vandaag lekker uitslaapt. Heb je wel verdiend. Onzin. Want wat heb ik daar eigenlijk over te zeggen?

maandag 17 mei 2010

14 mei Opdat we niet vergeten…..


Het Universum, een myriade van werelden, een onuitputtelijke bron van wonderen. Onder hen 'de Vortex’, 'de portaalwereld’. Een wereld die geen wereld is. Een plek verbonden met alle werelden en toch los van alles. Een paradoxaal centrum van het Universum welke daar ver buiten gelegen is.

Begrijpt u het nog? Ik niet, maar toch zit ik met mijn dochter en twee van haar vrienden in de auto om hen naar Nijmegen te brengen. Daar vindt dit keer de LARP plaats. Een enorm Life Action Roleplay spektakel van drie dagen waar honderden mensen die van heinde en ver komen, strijden tegen de Void, het Niets, het Alles dat de Vortex keer op keer dreigt te verslinden.

Een volgestouwde auto met tenten, spelattributen, prachtige kostuums en dozen eten. Gesprekken op de achterbank over dode generaals en factieleiders die zijn opgestaan uit de dood, over magiërs die de oorlog hebben opgelost. Ik probeer te begrijpen wat ze zeggen maar merk al snel dat dit een taal is die ik niet spreek. Alsof ik bij mijn boekhouder zit. Knikken en glimlachen dan maar en doen waarvoor ik hier ben. Rijden en uitladen. Een warme omhelzing is mijn deel. Ik moet opschieten om nog op tijd te komen voor een debat over ‘Een verre Echo’, een essay dat Nelleke Noordevliet heeft geschreven over het bombardement van Rotterdam.


Gestrest rijd ik over de Westblaak en de Westersingel. Het zal er om spannen. Druk, een verplichte vrije dag en dan winkelt Rotterdam. Vijf minuten voor aanvang weet ik nog net een plekje te vinden precies voor de Unie waar het debat zal plaatsvinden. Ik sta niet op de lijst, kan ook niet want ik heb mij niet opgegeven maar word toch binnengelaten omdat het niet helemaal vol zit. Vreemd genoeg Duitse muziek op de achtergrond. Sag mir wo die Soldaten sind van Marlene Dietrich. Mooi. Ik hoor een jonge blonde vrouw brommen dat het geen stijl is om bij een herdenkingsbijeenkomst Duitse muziek te draaien. Ik ga zitten aan een tafel en stel mij voor aan een prachtige zwartharige Rotterdamse die, dat blijkt later, een jaar of 80 moet zijn. Nelly Soetens. Ze vertelt over haar jeugd, het bombardement, het spelen als tienjarig meisje op de lege waaierige vlakte in het centrum. “ Overigens waait het nog steeds in de stad door die hoge gebouwen. Vervelend is het dat die ook nog eens keer er voor zorgen dat je amper de zon kunt zien.” Ze had een mooie jeugd. Niks traumatisch of het moest de keer zijn dat ze met natte keren thuiskwam nadat ze bij het springen toch in een plas terecht gekomen was. Na de oorlog is ze Spaans gaan studeren, woonde zelfs nog een paar jaar in Madrid maar keerde toch weer terug naar Rotterdam. Haar stad. Inmiddels getrouwd met een Joodse man die zijn totale familie was kwijtgeraakt in de oorlog en daar niet over kon praten. Misschien wel een belangrijke reden om uit elkaar te gaan.


Het debat, waarom noemen ze het niet gewoon gesprek, begint. Mooie deelnemers. Burgemeester Aboutaleb, socioloog Anton Zijdeveld, de schrijfster Nelleke Noordevliet en Wouter van Stiphout. En een inleider die blijk wil geven van haar belezenheid. Irriteert mij altijd, waarschijnlijk omdat ik daar zelf ook een handje van heb. Wil niet dom gevonden. Een verre echo.

Hoe kun je van dat pluriforme Rotterdam, waar de directe getuigen van de oorlog steeds minder worden, een herinneringsgemeenschap maken? Tijdens het gesprek geeft Nelleke Noordevliet aan dat een gemeenschap niet zonder gedeelde geschiedenis kan. Ze geeft een pleidooi voor de verbeeldingskracht, geïllustreerd in zgn. lieus de memoires. Plekken van herinnering. Plekken waar de verbeeldingskracht zich aan kan hechten. Geschiedenis verdicht. Vanuit die verdichte plek kun je je verbeelding laten gaan. Voor Rotterdam is de leegte een lieu de memoire, volgens de schrijfster. Het gapende gat waar de wind doorheen waait. Dat wat er niet is. Met de Brandgrens is daar een prachtige invulling aan gegeven. Geen grootse beeldhouwwerken maar juist de onnadrukkelijkheid en de permanente aanwezigheid van de leegte. Voelbaar, dichtbij. Volgens Aboutaleb voelt Rotterdam nog steeds de pijn van 70 jaar geleden. Daarom was hij ook verbijsterd over uitlatingen op een supporterssite van Ajax waarin opgeroepen werd tot een tweede bombardement op Rotterdam. Ook de reactie van een groot aantal Feyenoord supporters vulde hem met afschuw. Hamas, Hamas. Joden aan het gas. Er zou op Rotterdamse scholen een Rotterdams supplement moeten komen over wat de oorlog heeft betekend. Extra geschiedenis, opdat wij niet vergeten. Oud hoogleraar Zijdeveld relativeerde deze behoefte. “ Ik geloof in verdringen. Ik ben daar erg succesvol in.” Als jongen had hij in een Jappenkamp gezeten en alleen als zijn kinderen er naar vroegen wilde hij over die periode vertellen. Zijdeveld is in 86 in Rotterdam komen wonen en is in dit gezelschap de meest chauvinistische Rotterdammer. Heeft geen zin om te somberen over de stad. Vindt het geweldig wat er gebeurt op de Nieuwe Binnenweg, de Witte de With waar je eerst niet moest lopen, over de Blunderput die haar voltooiing nadert, het prachtige Erasmus Medisch Centrum dat verrijst. Alles is in ontwikkeling, overal het geluid van heipalen die de grond in worden geramd. Zijdeveld is dolblij dat na de oorlog er niet voor is gekozen om de stad weer te herbouwen naar het oude. Rotterdam is een van de weinige steden die geen Open Lucht Museum zijn. Overal wordt gesloopt of gebouwd. Misschien wel het handelsmerk van Rotterdam, geeft Wouter van Stiphout aan. Hij vraagt zich overigens ook af hoe Rotterdam er uit zou hebben gezien zonder het bombardement. Als je kijkt naar de bouw en sloopprogramma’s die al in de jaren 20 en 30 aan de gang waren, gigantische volkswijken afgebroken om de bouw van het stadhuis, de Beurs en het postkantoor mogelijk te maken. Rotterdam heeft altijd, ook voor het bombardement het mes keihard in zijn eigen vlees gezet, volgens van Stiphout. Hij relativeert sterk. Noemt het voorbeeld van Middelburg dat drie dagen na Rotterdam was gebombardeerd. Volledig verwoest. Daar hebben ze er voor gekozen om het weer volledig weder op te bouwen. Inmiddels is iedereen vergeten dat dat eigenlijk een naoorlogse stad is. De keuze van Rotterdam om na de oorlog de honderden gebouwen die nog herstelbaar in de stad stonden, volledig af te breken tot en met het uit de grond trekken van de funderingsbalken, tot en met het in een pennenstreek volledig onteigenen van de hele binnenstad, zodat er werkelijk een volledig leeg speelveld was ontstaan, was een politieke keuze vanuit de Rotterdammers zelf. Was een tendens die al decennia speelde. Voor een aantal mensen was het bombardement het beste wat hun kon overkomen, volgens van Stiphout. Ik veer op. Deze man zet het gesprek op scherp. Durft uit te dagen en te relativeren. Achthonderd doden waarvan later een veelvoud slachtoffer geworden is in de loop van de oorlog. Het nog veel grotere veelvoud aan slachtoffers in Duitse steden ten gevolge van de (soms ernstig wrede) bombardementen door de geallieerden. Aboutaleb neemt de uitdaging aan. Vermaant van Stiphout om zijn al te grote nuancering van het aantal slachtoffers. Geeft aan dat hij, ondanks zijn niet Nederlandse afkomst, nog steeds moeite heeft om Duitsland als vakantieland te kiezen. Sputteren en bijsturen als Zijderveld hem daarop corrigeert. Het valt mij op dat Aboutaleb af en toe bijzonder helder verwoordt maar soms ook aardig uit de bocht vliegt of erg abstract blijft. Wel mooi dat hij spreekt vanuit zijn gevoel. Soms.


Erg mooi vond ik het moment waarop Nelleke Noordevliet aangaf hoe belangrijk het tempo is in het bouwen van een stad. Door rust te nemen, zie je welke volgende stappen nodig zijn om aan te sluiten bij het oude waardoor je een stad kunt lezen. Bij Rotterdam lukt dat niet. Tempo lag en ligt veel te hoog. Zonder het bombardement zou je stap voor de stap de ontwikkeling van de Rotterdamse gemeenschap kunnen lezen. Ook de geschiedenis van een veranderende gemeenschap. Wouter van Stiphout gooit daar nog een schepje bovenop. Hij zegt dat Rotterdam nooit is opgehouden met overnieuw beginnen. De stad heeft een echte wederopbouwmentaliteit. Slopen en bouwen.

Het doet mij denken aan mij vader. Machinist op de wilde vaart. Vaak uit Rotterdam vertrokken. Aan de wal omdat er kinderen geboren waren. Op latere leeftijd zijn eigen boot. En altijd in de machinekamer bezig. Poetsen, de motor glom als een hondenlul in de maneschijn. Soms zelf dingen kapot maken als alles het naar behoren deed. Ik grimlach. Een verre echo.

maandag 10 mei 2010

Berusten of aanvaarden

Het is vijf uur. Een groots concert van vogels klinkt door het open raam. In mij een groot protest om op te staan. Ik wil er niet uit, geen stukje schrijven vanmorgen. Het heeft geen enkele zin want er is toch niemand die het leest. Zo gaat het nu al weer een paar weken. De moed is mij in de schoenen gezakt en mijn aanvankelijke enthousiasme om te schrijven is verdwenen. Weg. Hoe kan dat toch? Waar is die vreugde gebleven?

“ Je moet doen wat je niet laten kunt,” zei mijn vader vroeger altijd tegen mij. Een prachtige levensles. Hij bedoelde het toen anders, zei het vooral als hij boos was, vlak voordat hij zich terugtrok uit een ruzie. Voor mij is het nu een levensmotto geworden. Ik leef er alleen niet altijd naar. Soms is het geroezemoes, de kakofonie van al die saboterende stemmen in mij zo groot dat ik niet meer kan onderscheiden wat het nou precies is dat ik niet kan laten. ‘Ja, maar….en Maar, ja……om uiteindelijk in de Lamastand te komen. Laat maar. Het heeft toch allemaal geen zin. Berusting. Aanpassing. Maar aanpassing aan wat? Aan wie?

Ik was een aardige puber. Zocht grenzen op, overschreed ze soms. Zoals pubers dat horen te doen. Dwarsliggen, zuigen, tergen, ‘waarom is dat zo?”. De sensatie van het onbetamelijke. Geen grotere overwinning maar ook geen grotere weerzin dan het moment waarop de volwassene antwoordde met: ‘Omdat het zo hoort.’ Geen argumenten meer, uitgeluld. De straf die dan meestal volgde, je laat je als ouder natuurlijk niet voor schut zetten door zo’n snotaap, aanvaardde ik graag.

Terwijl ik dit allemaal schrijf, begin ik weer zin te krijgen. Fijn om die twee woorden, weer en zin, uit elkaar te trekken. Beleef weer waarom schrijven goed voor mij is. Merk dat er een verschil zit tussen berusting en aanvaarding. Berusting heeft iets in zich van ‘zo is het nu een maal.’ Eigenlijk hetzelfde als het antwoord van mijn ouders dat het nu eenmaal zo hoort. Waarom? Daarom? Berusting heeft iets zuchtends, iets vermoeids, iets geslagens in zich. Slaaf en slachtoffer van de omstandigheden. Gebukt ga ik verder door het leven. Het is nu eenmaal zo en je hebt het maar te dragen. Tja.

Ik merk dat ik boos word. Als er iets in mij is waar ik niet mee om kan gaan, wat ik maar moeilijk kan aanvaarden, dan is het wel het gevoel van slachtofferschaap. Typefout maar ik vind het wel mooi. Zodra ik bespeur dat mensen zich gedragen als slachtoffer, komt er iets in mij in opstand. Dat nooit weer. Opstandigheid of graf. Misschien is die boosheid zelfs wel de bron van dit stukje. Het wordt nu interessant voor mij, merk ik aan de gedrevenheid waarmee ik nu schrijf. Het lijkt alsof mijn vingers sneller typen en de woorden vanzelf verschijnen. Houdt ook wel weer op. Zeg ik ook altijd tegen mijn vrouw als we het goed hebben met elkaar. Houdt ook wel weer op. Weer zo’n stem die mij saboteert. Negeren die stem en doorgaan met waar ik mee bezig was. Het gaat dus over aanvaarden of berusten. Aanvaarden heeft iets actiefs. Komt van varen. Betekent ook letterlijk de tocht beginnen. ‘ Als je de tocht aanvaardt naar Ithaka, wens dan dat de weg lang zal zijn.’. De eerste regel uit het prachtige gedicht van Kafavis. Nou is dat beginnen meestal niet zo’n groot probleem voor mij. Ik word snel enthousiast, laat mij snel meenemen in een nieuw avontuur, een nieuw verhaal om dan al snel wat verveeld of verdeeld te raken waarna ik afhaak en weer achter iets nieuws aanhol. Plannen voor een langere termijn zijn aan mij niet besteed, hebben een beperkte houdbaarheidsdatum. Ik heb te veel invallen om mij aan een strategie te houden. Ben ik mooi klaar mee. Heb nu ook de neiging om hier maar te stoppen met typen terwijl ik weet dat ik niet klaar ben. Ik heb mijn les nog niet geleerd. Voel weer de tweestrijd in mij zelf. Doe ik de dingen niet omdat ze moeilijk zijn of zijn de dingen moeilijk omdat ik ze niet doe? Waarom maak ik het mijzelf zo moeilijk? Maar is het wel zo moeilijk wat ik doe? Misschien is het juist wel zo moeilijk omdat ik de dingen niet doe maar juist laat. Ben benieuwd of de lezer van dit stukje nog begrijpt waar het over gaat. Maar is het nou belangrijk wat een ander van mijn verhaaltjes vindt? Schrijf ik daarvoor of schrijf ik voor mijzelf? En is het belangrijk om die vraag te beantwoorden? JA! Ik schrijf voor mijzelf. Ik schrijf niet om een ander te overtuigen, maar om mijzelf te begrijpen. Dit te schrijven doet mij goed en ik voel dat mijn aanvankelijke weerzin is veranderd. Ik heb weer zin om aan de dag te beginnen. Werk aan de winkel. Er valt nog een hoop te doen. Lang geleden dat gevoel.

maandag 3 mei 2010

Girlpower

Gisteren weer een dag met een gouden randje. Vrouwendag. Drie ontmoetingen met bijzondere vrouwen. Het is prachtig fietsweer. Fluitende vogels, geurende bloesem, een eend met 12 kuikens die van mij schrikt en met haar kroost het water in schiet. Even verderop een verkrachtingsscene. Een vrouwtjeseend wordt achterna gezeten en wild genomen. Waarom gaat dat bij eenden zo gewelddadig? Ik rijd verder en zie de paring van een stel futen. Zo mooi. Prachtig zoals die elkaar het hof maken. Oprijzend uit het water met hun buiken tegen elkaar aan. Zo kan het dus ook.

Mijn eerste ontmoeting heb ik met Suzanne Rooijer. Portefeuillehouder Welzijn (en nog veel meer) bij de Deelgemeente Alexander. Een soort wethouder. Het is al weer een aantal jaar geleden dat ik haar trof bij een training. Ze viel meteen op door haar bijzondere creativiteit, haar gevoel voor schoonheid en door haar heldere vragen. Creativiteit gekoppeld aan een stuk common sense. Ik zoek nog steeds naar een Nederlandse vertaling van dat begrip. Misschien dat gewoon boerenverstand er het dichtst bij komt? Laat het maar staan als ik het niet weet.

Afgesproken bij Wilskracht. Die is dicht. Aan wilskracht alleen heb je ook niks. Lekker op het terras bij La Place. We hoeven niet af te tasten, het gesprek stroomt meteen. Over haar carrièreswitch. Vorig jaar nog directeur van een grote welzijnsorganisatie. In de kramp van controle. Besloten weg te gaan. Bevrijd. Als bij haar een keer een besluit valt, dan gaat dat ook met de kracht van een wervelwind.

Ze is onderzoekend. Stelt vragen. “Is dat zo?” Uitgesproken in de nuance. In staat om eigen belang los te laten en zaken (en ook woorden) van meerdere kanten te bekijken. Taalzuiver. Vreugdeblikken met af en toe een lichte melancholie daar door heen. Verbazing over dat processen soms zo stroperig zijn. Verbazing met een tikkeltje verontwaardiging. “Dat ze dat niet zien.” Suzanne kan buiten de lijnen kleuren. Binnen en buiten. Binnen naar buiten en vice versa. Zijn lijnen nu scheidend of verbindend? Wil dat het politieke apparaat naar buiten gaat. Contact maakt met de werkelijke wereld. De wereld is vele malen groter dan het bureau waar de computer op staat. En stapels papieren. Om stapelgek van te worden. Een hele klus om die naar buiten te krijgen. Zijn nog erg resultaat en organisatie gericht. Weinig gericht op het verkennen van de omgeving. Is wel noodzakelijk. Ze ziet dat allerlei partijen die nu buiten de matrix vallen van subsidies, elkaar vinden in netwerken. Een andere vorm van politieke invloed. Voor de politiek is het belangrijk om zich daar voor open te stellen, daar bij aan te sluiten en die netwerken te versterken. Of de politiek verbindt zich of holt zich zelf op den duur uit. Ik hoop van harte dat het Suzanne lukt om de stap naar buiten te blijven zetten. Het gesprek is nog lang niet ten einde maar de agenda dicteert. We gaan elkaar snel weer zien. Een leuk mens.

Met de fiets door de Maastunnel. Vind ik met afstand de mooiste attractie van Rotterdam. Geeft mij een Orwelliaans gevoel. 1984. Beetje beangstigend. De enorme steile roltrap waar ik iedere keer sta te hannesen met mijn fiets. Als ik naar boven ga, sta ik dan naast mijn fiets of er achter? Ik rijd alleen door de kille tunnel. Aan de zuidzijde de roltrap naar beneden. Gaat beter dan naar boven. En dan kom je uit de fietstunnel en dan ligt ze daar. De grijze dame. De SS Rotterdam. Prachtig!. Langs Chez Nellie, over de pleinweg naar het Zuidplein. Rotterdam Zuid is toch een totaal andere wereld dan de rest van Rotterdam. Wat is dat toch? Een stad waar de rivier door stroomt. Twee prachtige bruggen die zouden moeten zorgen voor verbinding. Zouden moeten, maar dat gebeurt niet.

Met Ron afgesproken bij het Sportfondsenbad. We gaan naar Ditty Blom. Zij is programma manager van Pact op Zuid, een investeringsprogramma van woningbouwcorporaties, een aantal deelgemeenten en de gemeente zelf. Pact op Zuid wil een bijdrage leveren aan de bijzondere problematiek op Zuid. Ditty is een bijzonder mens. Een pragmatische idealist. Of een idealistige pragmaticus. Een groot gevoel voor humor, speels, verbindend en zakelijk. Gaat snel naar de kern. Heeft aan de wieg gestaan van de Rotterdamse aanpak van drugsoverlast. Heeft in Spangen heilige huisjes gesloopt en kluswoningen gebouwd. Koerst op verbinding en verbindt ook op die koers. Probeert de lomperiken die willen scoren door hardvochtig vast te houden aan de regels te omzeilen. We spreken haar in het kader van een boek dat we gaan schrijven over Rotterdamse smaakmakers die hun sporen hebben getrokken en verdiend in Rotterdam. Die ook een duidelijke visie hebben op de toekomst. Bij het gesprek zit ook Iris, een collega, om op te letten dat deelname aan dit project niet leidt tot imago schade voor Ditty. Een leuk gesprek. Veel lachen. We spreken over ons idee om, naast de publicatie van de interviews, de geïnterviewden in Circles of Excellence in verbinding te brengen met elkaar en elkaars vragen. Om van daaruit ook met Cirkels of Trust aan de slag te gaan in de respectievelijke organisaties. Een aansprekend idee. Komen hier op terug.

Via de Erasmusbrug, wat is die hoog als het zo warm is, naar het Kaapverdiaanse Consulaat waar ik een afspraak heb met Maria Segredo. Ik ben op haar spoor gezet door iemand die vertelde over een vrouw die alles in het werk had gezet om met Michael Jackson in gesprek te komen. Speciaal daarvoor gesolliciteerd als kamermeisje bij Hilton, terwijl ze ook nog een andere baan had. Het is haar gelukt. Wat bezielt zo iemand?

”Ik ben te vroeg en eet een hapje bij Bazar op de Witte de With. Naast mij twee Marokkaanse klerenkasten. Strakke zwartleren jasjes rond hun sixpack. Gouden kettingen en dikke ringen om de duim. Ik heb mijn oordelen al klaar. Hoort vast ook een dikke BMW bij en waar betalen ze die van? Drugsdealers of loverboys? Dan hoor ik dat ze les geven in het buurthuis boven Bas van der Heijden aan de Middellandstraat. Beschaamd vraag ik hen wat voor les ze geven. Boksles. Ze zijn beiden jongerenwerker en willen iets doen voor die gassies. Ik voel mij even een grote lul. Ik reken af en ga weer naar het Consulaat.

Maria komt half hijgend binnen. Tot mijn verrassing ken ik haar. Ik heb haar zelfs nog les gegeven op de Drievriendenstraat, midden jaren ’80. Volgens mij in een Schakeltraject voor Gezinshelpende. Ze was zwak in Nederlands maar o zo lief. Kwam net uit Kaapverdië. Terwijl ik dit schrijf, komen de herinneringen weer boven. Sita, Suzan, Shirley, ze passeren even de revue. De samenwerking met Henk Cordia, die geweldige gymnastiekleraar met dat grote hart. Coby Camijn, Carolien van Eyk, Theo Noordewier, Wim van Eik. Collega’s en vrienden.

Maria is gewend om interviews te geven. Heeft geen vragen nodig en steekt meteen van wal. Veel meegemaakt. Veel gedaan. Moeder van 4 kinderen. Oudste 26, de jongste 4,5. Een kind verloren. Twee huwelijken achter de rug.

Begin jaren negentig helemaal gek van Michael Jackson. Zwaar verliefd op hem. “ Als Michael Jackson ooit mijn hand zou kussen, dan zal ik die hand nooit meer wassen.” Dansen en zingen als haar idool. Move like Michael Jackson. In ’93 was het zover. Michael kwam naar Rotterdam. Inschrijfformulieren en gesolliciteerd bij Hilton. In de avonduren werken als kamermeisje. Overdag werkte Maria bij de Thuiszorg. Iedere avond ingepland om te werken op de bovenste etage van Hilton waar Michael zijn suite had. Kamer van Michael controleren in de verwachting dat hij bezig was met een concert. Bleek niet zo te zijn. Maria stond voor de deur, wilde er uit en stond in 1 keer tegenover twee bodyguards met daarachter nauwelijks zichtbaar haar idool. Ze schreeuwde het uit. Toen en nu ook: “Michael Jackson.” Gillen. “Yes, Lady”, sprak Michael terwijl hij haar een high five gaf. Zonder handschoen. Maria vloog tegen de muur aan. Verdoofd. Ademloos. Sprakeloos. Bijna flauwgevallen van de schrik. Een wonder. Michael vroeg nog aan Maria of ze binnen wilde komen maar Maria kon niks zeggen en niet meer lopen. “ Come in, Lady”, vroeg hij nog twee keer maar Maria zat op een andere planeet. Deur dicht. Iedere dag hem nog even gezien. Spulletjes aanraken in zijn kamer. Dream come true. Vanaf deze ervaring besefte zij dat alles mogelijk is. Wat je wil bereiken in positieve zin, bereik je ook. Alles wat ze nu aanpakt, noemt ze een droom die ze wil realiseren. Vecht daarvoor zonder te forceren. Sinds de ontmoeting met Michael Jackson is ze meer wakker geworden. Gaan leren. Diploma’s gehaald. Werkt nu in de verpleging. Wil er zijn voor mensen. Met name voor mensen die het alleen niet redden. Die hulp nodig hebben. In 2003 heeft ze Stichting Vrienden van Paul opgezet, die zich richt op tienermoeders, hangjongeren en oudere mensen. In 2004 een bejaardenhuis gebouwd op Kaapverdië. Een groot project. In twee jaar tijd gebouwd en ingericht. Net als een Jeugdcentrum. Maria is er een uit duizenden. Geeft nooit op. ” Als ik denk dat ik het kan, dan stop ik niet tot ik mijn doel bereikt heb.” Laat zich niet ontmoedigen door krachten die zich tegen haar richten. Lukt niet. Voelt zich gedragen. Blijft positief. Respect voor junk en jehova. Niet van haar stuk te brengen. Geeft zichzelf in de droom en merkt dat ze daar juist energie me opbouwt.

Krijgt veel voor elkaar. Zelf stapt ze niet op mensen af om haar te helpen. Mensen komen naar haar toe. Laven zich aan haar optimisme en positiviteit en geven. Of het nu een container is die door de ROTEB en de GK van Hogendorp school is geschonken om spullen naar Kaapverdië te brengen, of de steun die oud burgemeester Opstelten haar altijd gaf. Mijn vriend. Zo noemt ze hem. Ook de PvdA weet haar te vinden. Willen haar graag in de fractie maar ze heeft nog zo veel te doen. Wacht daar nog even mee.

Haar nieuwe droom is het verstrekken van mini kredieten aan mensen op Kaapverdië die daarmee een eigen bedrijfje kunnen opstarten.

Een uur is snel voorbij. Ze vraagt of ik geen zin heb om in het bestuur te komen. Ze hebben nog een penningmeester nodig. Ik geef aan dat ik de laatste zou moeten zijn voor zo’n functie maar ik wil mij graag op andere manieren voor haar stichting inzetten.

Misschien u ook wel? www.vriendenvanpaul.nl

Feedback uit de praktijk zorgt voor werkbare systemen

Ik kreeg een uitnodiging voor een themabijeenkomst op het RDM. De eerste bijeenkomst voor alle mensen die op de werf werken. Hogeschool, Albeda maar ook de bedrijven die zich op het RDM terrein gevestigd hebben. Om half 5 parkeer ik mijn auto bij het Dokgebouw. Normaal duurt het even voordat ik mijn auto kwijt kan maar nu is er ruim plaats. De meeste mensen zijn al naar huis of staan op weg daarnaar toe in de file. Alles liever dan een netwerkborrel?

Zo rond 5 uur druppelen de eerste mensen binnen. Gezichten die ik niet ken. Geen docenten, lectoren of onderwijsmanagers. Mijn aandacht wordt getrokken door een man met een trendy bril en een bijzonder jasje. Ik zie hoe hij met gemak mensen opzoekt. Contact maakt. Sprankelende ogen. Een warme hand. John…..

John is mede eigenaar van Ben Roos Dakbedekkingen, een klein succesvol bedrijf dat in 2005 op zoek ging naar nieuwe manieren van dakdekken. Oorzaak voor dat zoeken, was een brand die door het bedrijf veroorzaakt was. Gelukkig geen doden maar dat had makkelijk kunnen gebeuren. Wel een flinke schadepost. Dit wilden ze niet meer meemaken. Stoppen met rennen waardoor de kwaliteit in het gedrang kwam. Pas op de plaats gemaakt. Er ontstond een sense of urgency om aan de toekomst te denken. Een nieuw concept werd in 2005 geboren: dakdekken zonder vuur. Maar een dakdekker zonder open vuur ging niet. Inspiratie opgedaan, allerlei producten bij elkaar gezocht.

Met deze gegevens naar IGGO, een bedrijf dat gespecialiseerd is in bitumineuze dakbanen. Samen naar Italie gevlogen, het daar laten maken. Niet meteen allerlei testbatterijen maar tegen elkaar zeggen: ‘ laten we het nou eens in de praktijk gaan maken.’ John is een praktijkmens. Wil het zien. Het eerste jaar een kleine 1000 vierkante meter mee gemaakt. Heeft een enorm effect gehad op de inhoud van het werk. Andere detailleringen van het werk maar ook Arbo technisch waren de effecten enorm. Geen zware gasflessen meer hoeven sjouwen. Dunner en lichter materiaal. Snellere verwerking waardoor het concurrerend was in de markt. Je kan wel iets ontwikkelen maar als het te duur is, dan kan je het niet verkopen. Deel voor deel aangepakt. Brander kon weg, gasflessen van het dak. TROTS. Eigenlijk zou heel Nederland nu kunnen dakdekken zonder open vuur. Maar het is een erg conservatieve markt. Niet alleen extern maar ook intern. Uitkijken dat je niet de dominee wordt van je eigen concept. Als het even tegenzit, willen zelfs de eigen mensen de gasbrander weer tevoorschijn halen om snel het probleem op te lossen. De bekende weg kiezen. ‘ Maar dat accepteren we niet meer. Willen naar de toekomst er voor zorgen dat we vooruit gaan. Betekent veel praten maar soms ook dwingen. Belangrijk daarbij is het respect van je mensen. Is in de bouw heel belangrijk. Als je zelf niet kan overtuigen dan laat je een vreemde meekomen. Daar komt dan een rapport uit dat we intern bespreken met elkaar. Zorgen dat je jezelf niet dood gaat communiceren want dan komt het niet meer over.’

Ben Roos is een goedlopend bedrijf. Zelfs in deze recessie weten ze nog winst te maken. Bij RDM betrokken in het project Open House. Volgende innovatie is Stichting Roof Update. Bestaande daken gaan updaten, naar een hoger niveau brengen. Water bufferen, daktuinen aanleggen, bomen aanbrengen, zonnepanelen. Alles wat meerwaarde kan leveren op het dak. Samenwerkingspartners gevonden in Joost de Kunststoffen, de Beemstergroep en IGGO als bitumineuze partner. Soms vreemde coalities sluiten. Erkennen dat je het niet alleen kan. Technologische ontwikkelingen vinden niet plaats in je eigen systeem. Heb je anderen voor nodig. Samen leren door vallen en opstaan. Weer proberen. Zo je product ontwikkelen.

John geeft mij zijn kaartje. Geen woorden maar daken. Een echte Rotterdammert. Op Meeuwenplaat geboren als zoon van een havenarbeider. Niet lullen, knallen. Zijn vader zei altijd: “Die last, die je hebt, die moet je sjouwen. Recht overeind blijven staan. Niet buigen.” Tot besluit vertelt hij mij over zijn eigen carrière. Een verlegen knaap die niet gezien werd. LTS gedaan, daarna in de avonduren MTS. Wilde eigenlijk architect worden. Een belangrijk keerpunt in zijn leven kwam toen hij een jaar of 18, 19 jaar oud was. Het hoofdkantoor van ING construeren voor Alberts architecten uit Amsterdam. Maquettes gemaakt van de binnenconstructies. Met 5 andere jongens als leerling tekenaars uitgekozen met een chef tekenaar erbij. Vrijheid krijgen om aan de gang te gaan. Dingen tekenen en daarbij de tijd uit het oog verliezend. Enthousiast en niet te stoppen. Twee belangrijke eigenschappen van John naast zijn pioniersmentaliteit en zijn vermogen om goede mensen om zich heen te verzamelen. Een daarvan komt op ons af. Rob Staets van IGGO. Naast een klant-leverancier relatie, ook partner in innovatie. Zeer met elkaar verbonden. Nieuwe systemen samen ontwikkelen en via Ben Roos in de praktijk toetsen. Feedback uit de praktijk zorgt voor werkbare systemen. Twee heren die pionieren. Uitproberen en niet stoppen. Ontwikkelen en niet opgeven want anders is de ontwikkeling ook weg. Als we naar de maan kunnen, dan kunnen we toch ook een dak ontwikkelen?'

maandag 26 april 2010

Move your ass

23 april 2010. Twintig jaar geleden werd onze oudste dochter geboren. Vandaag is ze negentien geworden. Ik lig naast mijn vrouw en we beleven opnieuw haar geboorte. Althans het moment dat we voor het eerst in haar ogen keken. Dwars door de ogen van het Universum. Een grotere liefde heb ik daarvoor en sindsdien niet meer gevoeld. Ik was mijn vrouw, onze dochter, de verloskundige, het glas op het nachtkastje. Van wie waren de handen die onze dochter vast hielden?

Op weg naar Common Purpose. In de bus lees ik een bijzonder boek. Spirituele Oorlogsvoering. Over de strijd met een taaie tegenstander. Zoals de titel misschien wel doet vermoeden is het geen boek over de manier waarop je snel rijk kunt worden, orgastische eenheidsbelevingen zult ervaren, stralende gelaatsuitdrukkingen zult krijgen of alwetendheid en almacht zult ervaren. Integendeel. Ik kom een prachtige zin van Dostojevski tegen: ‘Een nieuwe stap te zetten, een nieuw woord te uiten is wat de mensen het allermeeste vrezen.’ Waarom citeer ik zo graag anderen?

Net als duizenden andere mensen word ik vanuit Centraal de stad in gespuugd. Het is prachtig weer en desondanks kom ik maar weinig blije mensen tegen. Liggen die nog te slapen? Strakke gezichten en ik merk de invloed die dat op mij heeft. Ik loop langs het bonkende hart van Rotterdam. Heipalen. Fundamenten zonder fun. Is mijn basis waar mijn baas is? Ik steek het kruispunt Westersingel West-Kruiskade over. Het snerpende gepiep van lijn 4. Bekend terrein voor mij. In dit gebied begon 25 jaar geleden mijn loopbaan. Lesgeven in de Drievriendenstraat, de Schietbaanstraat. Huisbezoeken in de Kogelvangerstraat en het Weeshuis. Playbacken en gymmen in Odeon. Zuipen in Tres Carabellas. Hier ligt een belangrijk stuk van mijn verleden.

Westersingel nummer 7. De tijdelijke huisvesting van de Pauluskerk. Overwin het kwade door het goede. Sandra staat ons op te wachten. Als een herder op haar kudde. Loopt een goede herder trouwens voor of achter haar schapen? We worden hartelijk ontvangen. Geen Christusbeelden, wel formicatafeltjes en een sjoelbak. Met Sandra gesjoeld. Dat mens heeft een scherp oog. De een na de andere schijf verdwijnt in het gat. Gelukkig begrijpt ze de spelregels nog niet zo goed anders had ze niet zoveel in de 4 gemikt. Ik win. We gaan naar boven. Een pijpenla met uitzicht op WATT en het Kruispark waar ik nog kinderen heb leren fietsen. Ik ga zitten.

Het thema van de dag is beweging. Het genereren van maatschappelijke slagkracht. Een nieuw gezicht. Dominee Dick Couvée. Was jurist en manager bij onder andere Verkeer en Waterstaat. Midden jaren negentig Theologie gaan studeren. Carrièreswitch. Opvolger van de illustere dominee Visser. Deze man was een ikoon, een begrip voor mensen aan de onderkant van de Rotterdamse samenleving. Hoe volg je in Godsnaam zo’n man op? Een warme hand. Een mooi verhaal. Hij schetst de geschiedenis en de ontwikkeling van de Pauluskerk. Over perron Nul. Over drugsverslaafden, dak- en thuislozen, psychiatrische patiënten. Over pionieren. Door schade en schande wijs geworden. Trial and Error. Opstaan voor een ander. Opstaan, plaatsje vergaan, daar waren Dominee Visser en zijn grote groep vrijwilligers niet bang voor. Desnoods lieten ze zich vastketenen aan het stadhuis of legden hun slaapzakken daar neer. Voor de goede zaak. De sloop van de Pauluskerk was een enorme klap voor de circa 150-200 vrijwilligers die hun werk met hart en ziel deden en doen. De sloop was voor hen een steek in hun hart. Het systeem werd opgeknipt. Voor de zaken er omheen een zegen. Waar begint en eindigt je verantwoordelijkheid?

Dick voelde zich geroepen om dominee Visser op te volgen. Voelt de verantwoordelijkheid om er te zijn voor de mensen die het slachtoffer zijn van een ‘gebroken werkelijkheid.’ Overal om hem heen ervaart hij breuken en fricties in de relaties tussen mensen. Een gefragmenteerde werkelijkheid. Terwijl de bijbel zegt dat de wereld een geheel is. Mijn gedachten dwalen af naar het mooiste boek dat ik ooit las. Drie rode rozen van Abel Hertzberg. Over de vraag hoe het kan dat je gestraft wordt terwijl je geen schuld hebt. Over God. Over slachtoffer en dader. Over het Amen en de grootste vloek. Over fragment en het geheel. Uit dit boekje een citaat, ik kan het niet laten. Het is een fragment uit een gedicht dat de hoofdpersoon Salomon Zeitscheck op jonge leeftijd schreef:

Van drie zangen de eerste
En van de eerste een fragment
Vraag niet waar het geheel is
Aanvang en end,
Want alles is fragment

Al door het zeggen van het woord
Deelt men, scheidt men en schendt
Het alomvattende dat men niet kent,
Dat ik aanwezig weet of alleen maar vermoed,
Dat ik niet uitspreken kan en toch uitspreken moet,
Dat mij beheerst en te luisteren gebiedt.
Maar als ik zoek en luister, dan vind ik het niet.

Een troost blijft:

Er is in ieder woord een woord,
Dat tot het onuitspreekbare behoort;
Er is in ieder deel een deel
Van het ondeelbare geheel,
Gelijk in elke kus, hoe kort,
Het hele leven meegeven wordt.

Terug naar de woorden van de dominee. De fundamentele problemen waar Rotterdam mee k(r)ampt. Het grote aantal Vogelaarwijken. Het lage opleidingsniveau van jongeren. De losgeslagen jongeren, de opgegeven generatie. De circa 20.000 vluchtelingen. De grote stroom Oost Europeanen. De eenzame ouderen. Het niet meer zo manifeste drugsprobleem dat relatief onder controle is. Het deels opgeloste probleem van dak- en thuislozen.

De Pauluskerk maakt een koerswijziging door. Nog steeds worden er mensen opgevangen. De ‘losers’, de onrendabelen, de marginalen. De focus ligt nu echter ook op andere doelgroepen. Een nieuwe core business. Mede door de komst van Dick is de blikrichting veranderd. Meer ondernemerschap. Jongeren in beeld. De Pauluskerk bevindt zich op een kruispunt. Links af, rechtsaf of op de plaats rust. Wie ben ik in dit nieuwe verhaal. En in zo’n fase zitten ook altijd momenten waarop je je afvraagt: ‘Vader, waarom hebt ge mij verlaten?’ Ik weet niet of Dick die verlatenheid, die eenzaamheid ook zo voelt. Wel vertelt hij over de noodzaak om de nieuwe boodschap op een andere manier over het voetlicht te brengen. Een brandingsvraagstuk. Waartoe zijn we op aarde? Wie zijn we en wat is ons verhaal en hoe verhoudt dat zich tot de verhalen van anderen? Welke aanpak past hierbij? Noodzaak om dat zowel intern als extern te communiceren. Mensen betrekken bij dat verhaal. Samen hieraan bouwen. Intern is dat een hele klus. Voorheen trok de Pauluskerk ten strijde tegen de boze buitenwereld. De vijand diende bestreden te worden. Van vijanddenken naar denken in bondgenootschappen. Op zoek gaan naar die plekken waar je elkaar raakt. Een lastige beweging.

Voor Dick ontstaat beweging vanuit inhoud. Vanuit gebrokenheid. Gesprekken voeren over de betekenis van eeuwig leven en eenheid. Ontmoetingen arrangeren. Beweging in verbinding brengen. Vreemde coalities sluiten. Van daaruit engagement of commitment realiseren. Niet alleen maar oog voor de jongeren, de dak- en thuislozen, de drugsverslaafden maar ook in gesprek met mensen vanuit bedrijfsleven (RABO, VNO/NCW e.a.). Bijbelstudies voor juppen. Juppen en jongeren samen brengen. Kwaliteit leveren. Investeren in relaties. Daar zit de crux. Wel aardig om de etymologische verwantschap te zien tussen relatie en religie. Relatie betekent terugbrengen/ verhalen van de oorsprong. Religie betekent terug verbinden. Hoofd en hart. Boven en beneden. Zowel in de hemel als op aarde. Ik heb altijd graag missionaris willen worden.

Op 25 mei wordt de eerste paal geslagen voor de nieuwe kerk. Een prachtig ontwerp. De Diamant. Een Grand Café. Een kerkplein als ontmoetingsruimte voor rijk en arm. Sturen op ontmoetingen en spontane processen. Niet weten wat daar uit wil emergeren. Een boeiend verhaal waar ik graag mijn bijdrage aan wil leveren. Auke ook. Met zijn bedrijf Waanzinnig beleeft hij zelf een omslag om vanuit de commercie meer oog te hebben voor maatschappelijke vraagstukken en om maatschappelijke instellingen te helpen met commerciële vraagstukken. Kaartjes worden uitgedeeld. Henk bedankt Dick voor zijn boeiende verhaal. Heeft kracht en energie gegeven.

Hierna met de leergroep lekker in de zon op de Westersingel. Vier niet Rotterdammers in gesprek over het beeld van Rotterdam. We zien de trots van de Rotterdammer op zijn stad. Maar kunnen wij die emotie ook voelen? We hebben de neiging om Rotterdam maar steeds te vergelijken met 020. Valkuil. Een beeld van een veelkleurige ketting met honderden kralen. Divers en veelzijdig maar wat is de draad die de kralen verbindt? Gesprekken over de rivier die de stad verdeelt en verbindt. Over Manhattan aan de Maas. Over de Duitse actrice met wie ik over de Maasboulevard reed. “Mooi hè, Alje?”vroeg ze mij. “Hebben jullie allemaal aan ons te danken.”

Gesprekken over de verschillen met andere door de oorlog getroffen steden. Berlijn. Waarom trekt deze stad zoveel toeristen? Mensen komen daar niet voor wat er is maar juist voor wat er niet meer is. Waarom is dat niet zo met Rotterdam? Waarom hier geen drommen backpackers zoals in andere grote steden? Rotterdam is een stad vol vluchtelingen. Vluchtigheid. Mensen komen en gaan. Producten komen en gaan. Onzichtbare pijplijnen. Nachttreinen naar het achterland. Niet zichtbaar overdag. Doorvoer haven.

Een lekkere lunch in de Pauluskerk. Soep met ballen. Gesprek met een man met ballen. Ton. Over het identificeren van wonderen en vervolgens deze boodschap de wereld indragen door de juiste zendelingen daarvoor in te zetten. Hoe ontstaan (grote) veranderingen? Malcolm Gladwell heeft in zijn prachtige boek The Tipping Point gewezen op drie wetmatigheden die van belang zijn bij het ontstaan van epidemieën: the Law of the Few. Welke change agents kun je herkennen? The Stickiness Factor. Hoe pakkend en plakkend is je boodschap? En de derde, de Law of Context. Welke kleine veranderingen kun je aanbrengen in de context waardoor grote veranderingen kunnen optreden? Bijvoorbeeld in de routing van de parkeergarage waar de auto van Gert Jan staat. Ik rijd met hem mee naar de Delft. Moeiteloos vindt hij zijn wagen. Meer moeite kost het om de uitgang te vinden. Hij vertrouwt de bordjes uitgang. Tevergeefs. Tot hij ziet dat er een piepklein voetgangertje op het uitgangsbord staat. Als we vanuit de parkeerplek rechtdoor waren gegaan, hadden we recht op de uitrit af gereden.

We parkeren aan de Schiehaven. Geen bordjes. Hier kan niks misgaan. We worden ontvangen door Robert Moor van Stichting Historisch Schip ‘De Delft.’ Ik ken Robert al een aantal jaren. We zien elkaar niet veel maar mogen elkaar graag. Een Vriend Op Afstand. De laatste keer dat ik hem trof, was een jaar of twee geleden. Hij kwam net terug van een sollicitatiegesprek op de Delft. We spraken over voor- en nadelen van het directeurschap. Over besluiten nemen en hoe die eigenlijk tot stand komen. Neem jij het besluit of neemt het besluit jou? Over het belang van aandacht geven aan de signalen die je in dat keuzeproces waarneemt. Eigenlijk net als wanneer je voor je kledingkast staat ’s morgens vroeg. Wat trek ik aan? Uiteindelijk gebeurt het weinig dat je poedeltjenaakt naar je werk gaat.

Robert maakt gemakkelijk contact, is charmant. Heeft een aanstekelijk hees hinnikende lach. Hij leidt ons rond. Vertelt over het proces van bouwen dat misschien nog wel belangrijker is dan het uiteindelijke resultaat. De Delft is, moet een attractie worden. Daarnaast is het een werkervaringsplaats van de Roteb waar jongeren onder begeleiding van een leermeester bezig zijn met de bouw aan het schip en aan het bouwen van vertrouwen. Een betaalde stage van 3 tot 6 maanden waar jongens met behoud van uitkering werken en leren. Waar ze een bonus krijgen bij gebleken motivatie. Annelies is daar licht pissig over omdat deze mogelijkheid er niet is voor de jongeren die bij haar Stichting stage lopen.

Tijdens de rondleiding lopen we langs de werkplaatsen waar vandaag opvallend weinig jongeren aanwezig zijn. Zouden er op jaarbasis 80 moeten zijn. In 4 tritsen van 20. Ik tel er vandaag 4. Zal wel te maken hebben met vrijdagmiddag. Net zoals op bijna alle scholen in Rotterdam kun je op de vrijdag een kanon afschieten in de gangen zonder het risico dat je iemand raakt.

Een maquette laat zien hoe het schip er uit gaat zien. Een piepklein leeuwtje op de voorplecht. We komen in een grote werkplaats. De heerlijke geur van hout. Hier wordt onder andere gewerkt aan het uitsnijden van het werkelijke beeld van de leeuw. Bijna drie meter hoog. Indrukwekkend. Verhalen over waarom je beter Deens eiken dan Frans eiken kunt gebruiken. Over planken die uit de stoomkist direct op de spanten worden gelegd. De kapiteinssloep die mede door jongens van het Hout- en Meubilerings College wordt gemaakt. Buiten staan we even stil bij het donkeren karkas van de Delft zelf. Robert schat dat het bouwen nog zeker 10 tot 15 jaar zal vergen. In de 18e eeuw vergde dat ongeveer een maand of 9. Valt niet echt te vergelijken. Toentertijd werd er met man en macht aan zo’n schip gewerkt. Kop aan kont. Materialen in de buurt. En vakmanschap natuurlijk en geen Arbeidsinspectie, Brandweer en andere zegeningen.

Robert vertelt dat hij al de 7e directeur is sinds het begin van de bouw. Veel turbulentie en veel momenten gekend van grote twijfel. Afscheid moeten nemen van een aantal mensen die niet mee konden of wilden gaan in de nieuwe koers. Andere financieringsbronnen aangesproken. Niet meer wachten op subsidies vanuit de gemeente maar op zoek gaan naar vrienden, naar concepten waardoor de Delft zichzelf zou kunnen bedruipen. Heeft geleid tot inmiddels ruim 110 vrienden die zich committeren aan het schip. Belangrijke partners gevonden in DAAD en Roteb. Voor het eerst sinds de oprichting is er zelfs een klein beetje geld overgehouden op de balans.

Zijn vraag aan ons is wat er gedaan zou moeten worden om de slagkracht te vergroten? Om te zorgen dat er meer betalende bezoekers komen? Om misschien andere financieringsstromen op gang te krijgen.

Na Robert vertelt Frans van Rompaey over ontwikkelingen in Delfshaven, het gebied waar de Delft onder valt. Hij is directeur van Werk in West en adjunct directeur van de Werkmij. Dit is een stichting die zich onder andere bezighoudt met het initiëren van werkgelegenheid (mn voor jongeren) en het ondersteunen van ondernemers, vooral in de creatieve sector. Hij schetst de enorme verschillen in Delfshaven. 73.000 bewoners waarvan 50.000 in een Vogelaarswijk. Een gebied met veel uitersten. Het maakt nogal wat uit of je wieg in Oud Mathenesse staat of in Schiemond. Iedere wijk, buurt of straat is verschillend. Uniek. Net als de mensen die er wonen. Hij vertelt over de cultuuromslag die samen met de woningcorporatie is bereikt. Een meer bedrijfsmatige aanpak. Hij geeft voorbeelden van die aanpak in de ontwikkeling van sociaal economische centra, de ontwikkeling van Hoboken, de samenwerking met Zadkine.

Hierna is het woord aan Joke Stenvert. Zij is projectleider van het Centrum Ondernemen in Delfshaven en ze daagt ons uit om te brainstormen over het vergroten van de maatschappelijke slagkracht in Delfshaven. Ton wilde nog graag een verduidelijking op het begrip maatschappelijke slagkracht. Kreeg hij niet echt.

In twee groepen gingen we uiteen. De ene groep ging met Robert mee naar buiten. Door het restaurant naar het terras. Jas uit. Nestelen in heerlijke lounge banken. Zonnetje.

De opdracht van Robert was eigenlijk heel simpel. Meer roering en financiële slagkracht. Veel oplossingsrichtingen werden genoemd. Over samenwerking met Delft. Allianties aangaan met andere haven gerelateerde bedrijven. Combi’s maken. Piraten attractiepark voor ouders met kinderen. Keuzes maken in doelgroepen. Storylines. Beleven. Opdelen in thema’s. Inzetten van studenten Communicatie. Later allemaal prima verwoord door Wouter. Doet ie goed.

De andere groep had het moeilijker met de opdracht. Had ook niet de inspiratie van de zon. Had maatschappelijke slagkracht anders opgevat. Anders vertaald. Belangrijke conclusies waren om te stoppen met denken in termen van oplossingen maar juist daar zoeken waar de verbindingen liggen. Verdient veel meer een procesmatige aanpak dan een projectmatige aanpak. Realiseren dat je het niet alleen kunt maar dat je iedereen daarbij nodig hebt. Vertrouwen in jezelf maar ook vertrouwen in wat een ander je te bieden heeft. De groep die bezig was met deze opdracht, was licht gefrustreerd over het resultaat. Hoort bij het proces.

En toen kwam Roel Rol. Moedig, onverstoorbaar en fel- dat is hoe Wijsheid wil dat we zijn. Wijsheid is een vrouw en ze houdt alleen van krijgers. (Nietzsche).

Een jaar of 7 geleden interviewde ik hem in restaurant Millers. Hij maakt toen een verpletterende indruk op mij. En dat deed hij nu weer. Een ontmoeting met hem laat je niet onberoerd. En als dat wel gebeurt, dan moet er wel iets heel fout zitten in die botte harses van jou.

Hij haakt meteen in op de opmerking van Auke dat hij graag de Islamitische slager in de wijk wil helpen maar dan moet die wel met een vraag komen. Roel batste er meteen in. Er gebeurt niks in de wijk als de slagkrachtigen, de mensen met de middelen, geen groot belang hebben in de wijk. Wat is het grote belang van Auke om de slager te helpen? “Nu is dat belang er niet. Het raakt je leven niet. Als ik echt zaken wil doen, dan wacht ik niet af tot er iemand naar mij toe komt met een vraag.” De toon is gezet.

Roel vertelt over Maaszicht, een pension voor zwerfjongeren aan de Walenburgerweg.

15 jaar geleden werd hij door een vriend gevraagd om te helpen met het vlottrekken van het pension. Er woonden maar drie jongeren en het dreigde gesloten te worden als er niet heel snel iets veranderde. Door een conflict met de hotelketen waar hij werkte, zat Roel zonder werk. Kon de centen ook goed gebruiken. Reed in een Landrover en reed paard en wilde dat ook zo houden. Een bod uitgebracht op een kasteel maar hij werd drie keer overboden door de broeders Baan. Toen maar naar Maaszicht. Van de luxe hotelwereld in de wereld van de dak- en thuislozen. Ontspoorde jongeren. Nu noemt hij dat anders. Jongeren die het spoor is ontnomen. Allemaal bommetjes die dreigden te ontploffen. Die gemiddeld 350 hulpverleners hebben gezien. Kruit er uit pellen. Bedreigingen weerstaan. “ Ik heb geen tijd voor messen.”

Dat even de boel vlottrekken duurt inmiddels al 15 jaar. Het zieltogende pension is een model geworden waar mensen van heinde en ver op af komen.

Een van de eerste dingen die Roel deed, was goede mensen om zich heen verzamelen. Goede begeleiding en een goed management. Die ook goed betalen. Voor het geld dat daarvoor nodig was op zoek naar alternatieve geldstromen. Vrienden van Maaszicht opgericht. Kwaliteit bieden. In Delfshaven werd restaurant Millers opgericht. Een leerwerkplek waar jongeren onder leiding van een topkok het vak leren. Ook hier weer de nadruk op belang. ‘Kijk naar mij en wees trots.’Veel investeren en dan op een dag aan de deur een pamflet vinden dat je restaurant geveild wordt door de Belastingen. Naar de Belasting Dienst. Inpraten op zo’n ambtenaar van wie de moeder toevallig de documentaire had gezien over Maaszicht. Daar diep door geraakt was. Een regeling getroffen en Millers kon weer verder.

Zo’n jaar of 8 geleden begon het bloed weer te kriebelen. Tijd voor een nieuwe uitdaging. Veel instellingen benaderden hem met de vraag wat er gedaan zou kunnen worden met mensen met een moeilijke opstap naar gewone huisvesting. Die een tijdelijk verblijf nodig hadden. Het idee van het Art Hotel annex Woonhotel werd geboren. Combineren van zakelijke slagkracht met sociale slagkracht. 80 kamers sociaal en 120 commercieel. Door elkaar heen. Rijnhaven. Een volkomen onlogische plek om een hotel neer te zetten. Roel deed het. Net zoals hij ook Singelzicht in Utrecht en Lichtzicht in Eindhoven opgezet heeft.

Vandaag is Roel op bezoek geweest bij de Hoge Raad. Deze moet een beslissing nemen over het toekennen van huurtoeslag aan deze nieuwe vorm van wonen. Gaat over veel geld dat met name nu nodig is omdat de inkomsten uit het commerciële gedeelte sterk teruggelopen zijn als gevolg van de economische crisis. Hij fulmineert tegen de onverschilligheid van de mensen die hierover beslissingen moeten nemen. De lomperiken, de ambtenaren die geen enkel belang hebben of iets goed functioneert of niet.

Over 6 weken is de uitspraak. Als die negatief uitvalt, zal desnoods de Tweede Kamer bewerkt moeten worden. Zorgen dat er een nieuwe wet komt die wel zorgt voor erkenning van deze vorm van huisvesting. Wat gebeurt er met mensen die bij een negatieve beschikking op straat komen te staan? Mensen die nu na een verblijf van 4 tot 6 maanden in 95% van de gevallen positief uitstroomt? Wat verliest Rotterdam dan? Wat gaat dat Rotterdam kosten?

Voor Roel is het duidelijk dat de slagkracht bij het sterke deel van onze maatschappij ligt en de enige manier om die slagkracht in te zetten, is er voor te zorgen dat deze mensen/ bedrijven een groot belang hebben om iets in de wijk te doen. Niet alleen maar denken, maar power brengen in de wijk. Mira vertelt over de impact van de SS Rotterdam op Katendrecht. Als Woonbron niet slagkrachtig had gehandeld, was er geen infrastructuur geweest, waren er geen projectontwikkelaars gekomen, waren er geen bedrijven op af gekomen. Later nuanceert Ditty dit beeld. Mensen op Heiplaat denken daar toch anders over. Sinds de Rotterdam is er daar niet meer gebouwd. Je kunt je geld maar 1 keer uitgeven.

Wat een strijder. Zit niet bij de pakken neer. Rechtop in de storm. Heeft niet het gevoel aan dode paarden te trekken. Doen en Doorzetten. Niet beslissen dat de stekker er uit getrokken wordt. Is meer voor de manager die wil laten zien dat hij knopen kan doorhakken. Loopt voorop in de strijd. Van machtsstrijd naar strijdmacht. Vaak wel alleen. Afgezien van een enkele corporatiebestuurder, een goede advocaat en een goed team.

Ik ben weer diep geraakt. Voel tranen opkomen. Voel dat ik hem in de steek laat. Ook ik zie de misstanden en voel de plicht tot verantwoord handelen, maar kom daarin niet verder dan wat stukjes schrijven en mensen bij elkaar brengen. “Je kunt wel wat doen. Vriend worden van Maaszicht.”

Ditty en ik eten niet mee. Ik wil terug voor de verjaardag van mijn oudste. In de auto spreken we over de dag. Met name over Roel. Zijn slagvaardigheid. Zijn daadkracht. Subtiele uitstraling. Partij kiezen. Je slagveld vinden. Ditty en ik hebben beiden nogal de neiging om ons te verplaatsen in alle standpunten. En dan erkennen dat de ander ook gelijk heeft. Maar als iedereen nou gelijk heeft, waar sta ik dan?

Ditty zet mij af bij de bushalte bij de Loet. Naast de pishokjes. Zo wordt het kunstwerk genoemd dat er uitziet als een verzakte pishok waar zelfs George Michael zijn neus voor zou optrekken. Kostte ruim 50 duizend euro.

De bus komt snel. Ik lees verder in Spirituele Oorlogsvoering. Misschien is de diepste reden waarom we bang zijn voor de dood dat we niet weten wie we zijn. We geloven in een persoonlijke, unieke en afgescheiden identiteit- maar als we die durven te onderzoeken, ontdekken we dat deze identiteit volledig afhangt van een eindeloze verzameling van dingen waarmee we haar overeind houden: onze naam, onze biografie, onze partners, familie, thuis, werk, vrienden, creditcards….Het is aan dit broze en vergankelijke houvast dat we onze identiteit ontlenen. En als het allemaal wegvalt, hebben we dan enig idee wie we werkelijk zijn?

Zonder dit vertrouwde houvast hebben we alleen met onszelf te maken: een persoon die we niet kennen, een vreemdeling die ons bang maakt en met wie we de hele tijd geleefd hebben maar die we nooit echt hebben willen ontmoeten. Is dat niet waarom we elk moment van ons leven proberen te vullen met lawaai en bezigheden, hoe vervelend en banaal ook, zodat we er zeker van kunnen zijn dat er nooit een stilte valt waarin we met die vreemdeling alleen zijn? (Sogyal Rinpoche)

Na 20 minuten bussen ben ik in Schoonhoven. Ik heb de deur nog niet geopend of mijn dochter van 19 rent op mij af en omhelst mij. Ik ben thuis. Gelukkig.

woensdag 21 april 2010

Overgaan tot de orde van de waan van de dag

Doe ik de dingen niet omdat ze moeilijk zijn of zijn de dingen moeilijk omdat ik ze niet doe? Al een week of drie komt er nagenoeg niks uit mijn handen. Ik schrijf nauwelijks, de mails in mijn postvak stapelen zich op net als de boeken op mijn nachtkastje, ik stel het nakomen van mijn afspraken uit. Begin zelfs weer vlees te eten. Wat is er aan de hand? Is dit nu een writersblock? Of was het schrijven gewoon weer een gril, een mode waar ik enthousiast achteraan hol?

Twee weken geleden stond er in Vrij Nederland een prachtig interview met managementdenker en filosoof Rene ten Bos. Over leiderschap. Die managers ‘een groep vermoeide, melancholische, middelmatige mensen vindt die zich in een identiteitscrisis bevindt.’ Managers hebben volgens hem geen echte identiteit zoals een arts of een timmerman. Weten daarom niet goed wat ze doen. Praten eigenlijk alleen maar en noemen dat coördineren, overleggen en vergaderen. Omdat ze zo weinig identiteit hebben, lopen ze ook zo gemakkelijk achter modes aan. Als een puber in Hoog Catherijne. Zijn daarom zo in de weer met innovatie omdat ze toch geen identiteit te verliezen hebben. Ik schrok dan ook toen mijn dochter op de vraag wat haar vader nou eigenlijk doet voor werk, zei:”Dat weet ik eigenlijk niet zo goed. Volgens mij alleen maar praten en luisteren.” Wat is mijn identiteit? Zit ik weer even in zo’n lekkere identiteitscrisis? Wat is eigenlijk identiteit? En crisis?

Identiteit. De weg terug langs plaatsen waar ik eens ben geweest. Als je het woord uit elkaar trekt, dan heb je id en entiteit. Id, zoals ik mij herinner van mijn lessen psychologie, is het ongeorganiseerde deel van je persoonlijkheid. Je basale driften en instincten. Waarschijnlijk ga ik hier weer erg kort door de bocht maar ik ben geen specialist. Geen psycholoog. Als er trouwens 1 beroep is met een nauwelijks afgebakende identiteit dan is dat wel die van een psycholoog. Even terug naar id en entiteit. Id zou ook een afkorting kunnen zijn van idem; hetzelfde. Entiteit is het geheel. Identiteit zo doorgeredeneerd is dan deel van het geheel. Ik en het geheel zijn hetzelfde? Lekker leuk, maar wat schiet ik hier mee op? Heb ik dan het antwoord op de vraag waar ik op dit moment in godsnaam mee bezig ben? Wie ik ben? Volgens mij niet. Misschien helpt het als ik het woord crisis oppak. Moet dan altijd aan crucifix denken. Kruisiging. Vader, waarom hebt ge mij verlaten? Kruis. Kruispunt. Keerpunt. Ga ik links af, rechtsaf of op de plaats rust. Er valt iets te kiezen dus. Ik merk dat deze gedachte iets doet in mijn lijf. Ik word alerter, krijg energie. Ik heb dus iets te kiezen. Maar wat dan?

Vanmiddag weer bij het RDM geweest. De oude scheepswerf waar nu een bruisend centrum van innovaties moet komen. Een Center of Excellence. Een hotspot in de Rotterdamse haven. Waar het bruist van creativiteit. Waar het bedrijfsleven samen met talenten uit het onderwijs op zoek gaat naar oplossingen voor complexe vraagstukken op het gebied van duurzaamheid. Excellence, creativiteit, talenten, complexiteit en duurzaamheid. De nieuwe modewoorden waar we met zijn allen achter hollen. Met het gevaar dat we onszelf uithollen. Retoriek met een beperkte houdbaarheidsdatum. Zodra ik deze woorden tegenkom, dan word ik alert. De roep om excellentie ontstaat natuurlijk alleen als er sprake is van middelmatigheid. Creativiteit omdat we onze werkprocessen zo ingericht hebben met de blik alleen maar op orde en structuur, waardoor er geen enkele ruimte meer is voor mensen om buiten de gebaande paden te lopen en hun nek durven uitsteken. Talenten omdat we binnen onze scholen zo druk bezig zijn met systemen en formats zodat we niet meer in staat zijn om de unieke kwaliteiten van onze jongeren en elkaar te zien. En de dingen zijn complex omdat wij ze zo gemaakt hebben. Terwijl alles in de natuur de weg van de minste weerstand kiest, doen wij het precies andersom. We maken ze moeilijk, bedenken iets nieuws waardoor het nog moeilijker wordt. Interventie na interventie. En dan dat laatste woord: duurzaamheid. Sustainable. Able to sustain. In staat zijn om te onderhouden. We onderhouden niet, we repareren wat we zelf kapot gemaakt hebben. En maken ons nauwelijks zorgen over de toekomst van onze kinderen en hun kinderen. Zoals Lodewijk de 16e zei: ‘ Nous, apres le deluge.’

Op het RDM heb ik een gesprek met een vermoeide projectmanager over mijn mogelijke bijdrage aan de ontwikkeling van deze unieke plek. Ze is vanaf het eerste uur betrokken en het is duidelijk dat ze op een kruispunt staat. Of het wordt een doorslaand succes of het wordt een grote mislukking. Of er wordt gekozen om op deze unieke locatie gewoon onderwijs te verzorgen of er wordt werkelijk een keus gemaakt om van deze plek een hotspot te maken. Een bruisend kloppend hart in de haven. Hotspot of hutspot. What’s its gonna be boy? Yes or no? En wie neemt de beslissing? De manager of de leider?

woensdag 31 maart 2010

Kompassie als kompas


Gisteren was weer een heerlijk dagje in de kroeg. Mijn eerste afspraak is met Pedro Barroso. Vorige week had ik hem meegemaakt in een strategiesessie. Krachtig, kritisch, constructief. Ondernemer. Een Spanjaard zoals ik mij die voorstel. Trots, warmbloedig. een rechte rug, onverzettelijk. Als het stamhoofd Paella y Peseta in Asterix en Obelix in Hispanie.

Normaal ben ik degene die als eerste op een afspraak aanwezig is maar Pedro zit er al. Hij is er klaar voor. Steekt meteen van wal. Recht door zee.

Oudste van een gezin van acht kinderen. Zijn vader was een begenadigde wijnbouwer maar omdat daar te weinig geld in te verdienen was om het gezin van te onderhouden, vertrok hij als gastarbeider naar Duitsland. Pedro was toen 10 en moest gaan werken. Veertig kilometer verderop, in Cadiz. Hij vertrok uit het ouderlijk huis en ging werken in een winkel. Met een volgeladen kar door de steile straten van de stad. Tot huilens toe maar hij kwam boven. Later werkte hij in een steenhouwerij. Keihard werk. Geen siësta. Een zweem van weemoed op zijn gezicht als hij vertelt over zijn jeugd. Over Franco. Over wat hij gezien heeft als kind. Opgehangen mensen waarvan de tanden op de grond lagen. Eruit geslagen door de politie. Het heeft zijn blik op autoriteit bepaald. Hij aanvaardt die alleen als die werkelijk toevoegt.
Op zijn twintigste werd het gezin herenigd. Pedro vertrok naar Nederland. Ging werken en leren. Negen jaar. Overdag werken en ’s avonds naar school. Elektro. Drie avonden in de week naar de Streekschool in de Moerkerkestraat. De school waar 25 jaar geleden mijn onderwijscarrière begon. De enige school in Nederland waar de muurverf loodrecht op het plafond stond. Een vreselijke school. Een pedagogisch rampgebied. Docenten die hele boeken op het bord schreven en leerlingen dwongen om dit over te nemen. Ik hield het hier niet lang vol. Nam na een jaar ontslag toen we een soort beroepsverbod kregen om gastdocenten van het COC uit te nodigen bij lessen Maatschappelijke Begeleiding.
Pedro hield vol. Maakte dagen van 13,14 uur en verbaasde zich over de gemakzucht waarmee anderen omgingen met hun tijd en hun talent. Hij liet zich niet meeslepen in deze onverschilligheid en hij werd opgemerkt. Klom op. Bleef studeren en aan het eind van zijn carrière was hij directeur P&O van de grootste technische dienstverlener in Nederland. Een multinational met alleen al in Nederland 2600 werknemers. Een bruggenbouwer. Een man bij wie je de intenties kunt lezen. Die ook anderen ontmoet op hun intenties.
Vorig jaar nam hij op zijn 56e ontslag en is voor zichzelf begonnen. Een nieuwe fase in zijn leven. De belangrijkste vraag is niet meer wat hij wil bereiken, maar wat hij wil achterlaten.

Door een groot ROC is hij gevraagd om sturing te geven aan een professionaliseringstraject. Hij is geschrokken van wat hij in het onderwijs zag. Een vergrijsde omgeving waar fundamentele vraagstukken uit de weg worden gegaan waardoor er constant bijgestuurd moet worden. Reparatie na reparatie. Pappen en nathouden. Bezig zijn met gisteren. Een veel te slappe aanpak waardoor het onderwijs steeds zwaarder en moeilijker wordt. Al dat inhalen kost erg veel energie. Volgens Pedro moet je de dingen simpel houden. Dat is de natuur der dingen. In de natuur kiest alles de weg van de minste weerstand. Waarom maken wij het ons zo moeilijk? Kies positie en voel de bevrijding. Er moeten keuzes gemaakt worden over wat en wie je toelaat.
Hij ziet dat er nu wel erg veel opvoedvraagstukken bij het onderwijs terecht zijn gekomen. Leg die opvoedverantwoordelijkheid terug bij de ouders. Dat hoort niet bij het onderwijs. Als je niet fundamenteel gaat kijken wat je ankerpunten zijn, dan worden dat kankerpunten. En die halen alle vitaliteit uit je organisatie. Stel vragen die lucht en ruimte geven. Wat is je richting, je intonatie? Wat zijn de kerntaken van het onderwijs? Wat is je relevantie? En misschien wel de belangrijkste vraag: wat is je mensbeeld? Als het mensbeeld niet wordt erkend, dan creëer je een collectief zonder energie. Start de dialoog op die vraag.

Pedro maakt veel los in de organisatie. Maakt deuren open. Althans, hij geeft mensen sleutels waarmee ze dat zelf kunnen doen. En dat is soms het moeilijkste. We zijn zo doorgeslagen in onze collectieve hulpeloosheid dat we liever hebben dat een ander dat voor ons doet. Pedro erkent het risico dat anderen hem te hard nodig hebben. Dat hij gezien wordt als de Verlosser maar dat vindt hij goed zolang ze maar niet afhankelijk van hem worden. Daar waakt hij voor. Een belangrijk levensthema.
“Het is de natuur van de mens om andere mensen en op te zoeken en verantwoordelijkheid te dragen. Beide. Mensen willen verantwoordelijkheid dragen en gedragen zich daar ook naar. Neem die verantwoordelijkheid niet weg van de mens, maak hem niet afhankelijk. Als ik weg ben, moet er vitaliteit zijn in de groep die ik achterlaat.”

Hij maakt zich wel zorgen of het onderwijs in staat is om werkelijk het roer om te gooien. Het onderwijs ligt onder een vergrootglas. De toenemende kritische houding over de besteding van gemeenschapsgelden kan er voor zorgen dat er populistische korte termijn oplossingen gezocht worden waardoor er niet gekozen wordt voor fundamentele veranderingen. En die zijn keihard nodig, anders wordt het alleen nog maar een slappere hap.

maandag 29 maart 2010

Waarom hebt ge mij verlaten?


Gisteren weer geprobeerd naar de Mattheus Passion te luisteren zonder in slaap te vallen. Al twee keer eerder heb ik het geprobeerd maar iedere keer werd ik wakker van mijn eigen gesnurk. Is niet fijn voor de mensen die, gewapend met de partituur op schoot, niks willen missen. Deze keer zou het mij vast lukken. De Mattheus werd uitgevoerd in de Grote Kerk in Den Haag. Harde banken en stoelen, in het weekend en overdag. Van tevoren een flinke bak koffie voor de pep. Al na 10 minuten dommelde ik weg en schrok geschokt wakker. Aan mijn buurvrouw te zien, had ik niet gesnurkt. Voor de pauze had ik het erg moeilijk. Deed erg mijn best om niet in slaap te vallen. Echt genieten van de muziek lukte mij niet. Teveel met mijzelf bezig. In de pauze weer een bak koffie en ik nam mij voor een andere strategie te volgen. Iedereen in de kerk had de tekst of de partituur op schoot. Sommigen het stuk volgend met een vinger. Misschien waren er ook wel anderen die voorovergebogen deden alsof ze meededen maar misschien ook in slaap vielen. Ik nam mij voor om lekker verder te lezen in mijn boek. Per slot van rekening ook een boek over groot lijden. ‘Waarom naar Gaza’ heet het. Ademloos lees ik het verhaal over wat de schrijver, Jaap Voigt, de grootste gevangenis ter wereld noemt. Nog geen anderhalf miljoen Palestijnen die als ratten in de val zitten. Ontmenselijkt worden op een beestachtige manier en de wereld kijkt toe. Of neen, keert zich af. Wil niet geconfronteerd worden met deze gruwelbeelden. Zoals we ook moeilijk naar de beelden kunnen kijken van de Holocaust. Al helemaal niet er over praten. In het boek staat een prachtige uitspraak van Ken Wilber: “Cultuur is een collectieve samenzwering om de dood te ontkennen.” Geweten gewist.

Ik word weer de muziek ingetrokken door de droeve tonen van violen. Erbarme Dich. Heb medelijden,mijn God, omwille van mijn tranen. Zie toch, hart en ogen wenen bitter om U.
Herinneringen komen boven. Is het de muziek die dat met mij doet? Het lijden van een mens, verbeeld in deze prachtige muziek? Het verraad. Het kruis. De eenzaamheid. O, God waarom hebt ge mij verlaten? Is het het boek dat op bijzondere wijze het lot van de Palestijnen verbindt met dat van de schrijver? Maakt op zich niet zoveel uit. Het oude kip ei verhaal. Ik word in mijn hart geraakt. En wil dat liever niet voelen. Sluit acuut af. Ik stop met lezen en doe mijn best om naar de muziek te luisteren.

Na afloop met vrienden naar de kroeg. Westmalle Tripel en bitterballen. Wel goeie. Van Dobbe. Ik ben te gretig en heb de volgende dag nog last van een bitterbal die ik te snel in mijn mond stak. Ondanks de ballen en het bier krijg ik niet echt aansluiting in het gesprek. Iedereen kent elkaar al veel langer, hebben verstand van Bach. Maar wie ben ik in dit verhaal? Krampachtig probeer ik aan te sluiten. Tevergeefs. Na een uurtje sta ik op en ga naar huis. In de trein pak ik het boek weer op en lees verder. Ik kan niet meer stoppen met lezen. Verhalen van jonge Palestijnse mannen en vrouwen bij wie de hoop weggeslagen is. Ik krijg pijn in mijn buik van het beschreven geweld. Ik kan er naar kijken. Nu. Ga terug in de tijd. Ik was soldaat in Libanon. We werden vanuit het christelijke militiegebied van het door Israel gesteunde leger van majoor Haddad gebombardeerd. Ik herinner mij dat ik tijdens een van die bombardementen op het toilet zat. Ik had difterie. Granaten sloegen vlak bij mij in. Doodsbang rende ik met mijn broek op de knieën naar de schuilkelder waar ik werd onthaald door een collega met een blauwe helm met daarop een brandende kaars. Een sigaar in zijn mond. “We hadden je al gemist.” Wat een waanzin.

Nog meer flarden van onverteerde herinneringen komen langs. Ik was een jaar of acht en mijn moeder omhelsde ons. Mijn broer, mijn zus en mij. Ik kom niet echt uit een knuffelend gezin en hierdoor wist ik dat er iets ernstigs stond te gebeuren. Ze moest geopereerd worden en het was mij duidelijk dat het erop of eronder zou zijn. Ze nam huilend afscheid en zei dat het misschien een hele tijd zou duren maar dat ze dan weer bij ons terug kwam. “Maar wat nou als je niet terugkomt, mama?”, vroeg ik. Had ik niet mogen vragen. Natuurlijk kwam ze terug en ik verontschuldigde mij en trok mij terug. Een muurtje tussen mijn gevoel en mijn verstand. Een muur tussen mij en mijn moeder, mijn broer en mijn zus. Over sommige dingen wordt niet gesproken. Die neem je desnoods mee in je graf. Maar daar mag natuurlijk ook weer niet over geschreven worden.

Muren begrenzen. Is een grens nu een scheidingslijn of een verbindingslijn? Muren scheiden wat niet te scheiden valt. Ik merk voor mijzelf dat ik woorden nodig heb om dit te begrijpen, te verteren. Alhoewel ik mij realiseer dat ook woorden fragmenteren.