woensdag 31 maart 2010

Kompassie als kompas


Gisteren was weer een heerlijk dagje in de kroeg. Mijn eerste afspraak is met Pedro Barroso. Vorige week had ik hem meegemaakt in een strategiesessie. Krachtig, kritisch, constructief. Ondernemer. Een Spanjaard zoals ik mij die voorstel. Trots, warmbloedig. een rechte rug, onverzettelijk. Als het stamhoofd Paella y Peseta in Asterix en Obelix in Hispanie.

Normaal ben ik degene die als eerste op een afspraak aanwezig is maar Pedro zit er al. Hij is er klaar voor. Steekt meteen van wal. Recht door zee.

Oudste van een gezin van acht kinderen. Zijn vader was een begenadigde wijnbouwer maar omdat daar te weinig geld in te verdienen was om het gezin van te onderhouden, vertrok hij als gastarbeider naar Duitsland. Pedro was toen 10 en moest gaan werken. Veertig kilometer verderop, in Cadiz. Hij vertrok uit het ouderlijk huis en ging werken in een winkel. Met een volgeladen kar door de steile straten van de stad. Tot huilens toe maar hij kwam boven. Later werkte hij in een steenhouwerij. Keihard werk. Geen siësta. Een zweem van weemoed op zijn gezicht als hij vertelt over zijn jeugd. Over Franco. Over wat hij gezien heeft als kind. Opgehangen mensen waarvan de tanden op de grond lagen. Eruit geslagen door de politie. Het heeft zijn blik op autoriteit bepaald. Hij aanvaardt die alleen als die werkelijk toevoegt.
Op zijn twintigste werd het gezin herenigd. Pedro vertrok naar Nederland. Ging werken en leren. Negen jaar. Overdag werken en ’s avonds naar school. Elektro. Drie avonden in de week naar de Streekschool in de Moerkerkestraat. De school waar 25 jaar geleden mijn onderwijscarrière begon. De enige school in Nederland waar de muurverf loodrecht op het plafond stond. Een vreselijke school. Een pedagogisch rampgebied. Docenten die hele boeken op het bord schreven en leerlingen dwongen om dit over te nemen. Ik hield het hier niet lang vol. Nam na een jaar ontslag toen we een soort beroepsverbod kregen om gastdocenten van het COC uit te nodigen bij lessen Maatschappelijke Begeleiding.
Pedro hield vol. Maakte dagen van 13,14 uur en verbaasde zich over de gemakzucht waarmee anderen omgingen met hun tijd en hun talent. Hij liet zich niet meeslepen in deze onverschilligheid en hij werd opgemerkt. Klom op. Bleef studeren en aan het eind van zijn carrière was hij directeur P&O van de grootste technische dienstverlener in Nederland. Een multinational met alleen al in Nederland 2600 werknemers. Een bruggenbouwer. Een man bij wie je de intenties kunt lezen. Die ook anderen ontmoet op hun intenties.
Vorig jaar nam hij op zijn 56e ontslag en is voor zichzelf begonnen. Een nieuwe fase in zijn leven. De belangrijkste vraag is niet meer wat hij wil bereiken, maar wat hij wil achterlaten.

Door een groot ROC is hij gevraagd om sturing te geven aan een professionaliseringstraject. Hij is geschrokken van wat hij in het onderwijs zag. Een vergrijsde omgeving waar fundamentele vraagstukken uit de weg worden gegaan waardoor er constant bijgestuurd moet worden. Reparatie na reparatie. Pappen en nathouden. Bezig zijn met gisteren. Een veel te slappe aanpak waardoor het onderwijs steeds zwaarder en moeilijker wordt. Al dat inhalen kost erg veel energie. Volgens Pedro moet je de dingen simpel houden. Dat is de natuur der dingen. In de natuur kiest alles de weg van de minste weerstand. Waarom maken wij het ons zo moeilijk? Kies positie en voel de bevrijding. Er moeten keuzes gemaakt worden over wat en wie je toelaat.
Hij ziet dat er nu wel erg veel opvoedvraagstukken bij het onderwijs terecht zijn gekomen. Leg die opvoedverantwoordelijkheid terug bij de ouders. Dat hoort niet bij het onderwijs. Als je niet fundamenteel gaat kijken wat je ankerpunten zijn, dan worden dat kankerpunten. En die halen alle vitaliteit uit je organisatie. Stel vragen die lucht en ruimte geven. Wat is je richting, je intonatie? Wat zijn de kerntaken van het onderwijs? Wat is je relevantie? En misschien wel de belangrijkste vraag: wat is je mensbeeld? Als het mensbeeld niet wordt erkend, dan creëer je een collectief zonder energie. Start de dialoog op die vraag.

Pedro maakt veel los in de organisatie. Maakt deuren open. Althans, hij geeft mensen sleutels waarmee ze dat zelf kunnen doen. En dat is soms het moeilijkste. We zijn zo doorgeslagen in onze collectieve hulpeloosheid dat we liever hebben dat een ander dat voor ons doet. Pedro erkent het risico dat anderen hem te hard nodig hebben. Dat hij gezien wordt als de Verlosser maar dat vindt hij goed zolang ze maar niet afhankelijk van hem worden. Daar waakt hij voor. Een belangrijk levensthema.
“Het is de natuur van de mens om andere mensen en op te zoeken en verantwoordelijkheid te dragen. Beide. Mensen willen verantwoordelijkheid dragen en gedragen zich daar ook naar. Neem die verantwoordelijkheid niet weg van de mens, maak hem niet afhankelijk. Als ik weg ben, moet er vitaliteit zijn in de groep die ik achterlaat.”

Hij maakt zich wel zorgen of het onderwijs in staat is om werkelijk het roer om te gooien. Het onderwijs ligt onder een vergrootglas. De toenemende kritische houding over de besteding van gemeenschapsgelden kan er voor zorgen dat er populistische korte termijn oplossingen gezocht worden waardoor er niet gekozen wordt voor fundamentele veranderingen. En die zijn keihard nodig, anders wordt het alleen nog maar een slappere hap.

maandag 29 maart 2010

Waarom hebt ge mij verlaten?


Gisteren weer geprobeerd naar de Mattheus Passion te luisteren zonder in slaap te vallen. Al twee keer eerder heb ik het geprobeerd maar iedere keer werd ik wakker van mijn eigen gesnurk. Is niet fijn voor de mensen die, gewapend met de partituur op schoot, niks willen missen. Deze keer zou het mij vast lukken. De Mattheus werd uitgevoerd in de Grote Kerk in Den Haag. Harde banken en stoelen, in het weekend en overdag. Van tevoren een flinke bak koffie voor de pep. Al na 10 minuten dommelde ik weg en schrok geschokt wakker. Aan mijn buurvrouw te zien, had ik niet gesnurkt. Voor de pauze had ik het erg moeilijk. Deed erg mijn best om niet in slaap te vallen. Echt genieten van de muziek lukte mij niet. Teveel met mijzelf bezig. In de pauze weer een bak koffie en ik nam mij voor een andere strategie te volgen. Iedereen in de kerk had de tekst of de partituur op schoot. Sommigen het stuk volgend met een vinger. Misschien waren er ook wel anderen die voorovergebogen deden alsof ze meededen maar misschien ook in slaap vielen. Ik nam mij voor om lekker verder te lezen in mijn boek. Per slot van rekening ook een boek over groot lijden. ‘Waarom naar Gaza’ heet het. Ademloos lees ik het verhaal over wat de schrijver, Jaap Voigt, de grootste gevangenis ter wereld noemt. Nog geen anderhalf miljoen Palestijnen die als ratten in de val zitten. Ontmenselijkt worden op een beestachtige manier en de wereld kijkt toe. Of neen, keert zich af. Wil niet geconfronteerd worden met deze gruwelbeelden. Zoals we ook moeilijk naar de beelden kunnen kijken van de Holocaust. Al helemaal niet er over praten. In het boek staat een prachtige uitspraak van Ken Wilber: “Cultuur is een collectieve samenzwering om de dood te ontkennen.” Geweten gewist.

Ik word weer de muziek ingetrokken door de droeve tonen van violen. Erbarme Dich. Heb medelijden,mijn God, omwille van mijn tranen. Zie toch, hart en ogen wenen bitter om U.
Herinneringen komen boven. Is het de muziek die dat met mij doet? Het lijden van een mens, verbeeld in deze prachtige muziek? Het verraad. Het kruis. De eenzaamheid. O, God waarom hebt ge mij verlaten? Is het het boek dat op bijzondere wijze het lot van de Palestijnen verbindt met dat van de schrijver? Maakt op zich niet zoveel uit. Het oude kip ei verhaal. Ik word in mijn hart geraakt. En wil dat liever niet voelen. Sluit acuut af. Ik stop met lezen en doe mijn best om naar de muziek te luisteren.

Na afloop met vrienden naar de kroeg. Westmalle Tripel en bitterballen. Wel goeie. Van Dobbe. Ik ben te gretig en heb de volgende dag nog last van een bitterbal die ik te snel in mijn mond stak. Ondanks de ballen en het bier krijg ik niet echt aansluiting in het gesprek. Iedereen kent elkaar al veel langer, hebben verstand van Bach. Maar wie ben ik in dit verhaal? Krampachtig probeer ik aan te sluiten. Tevergeefs. Na een uurtje sta ik op en ga naar huis. In de trein pak ik het boek weer op en lees verder. Ik kan niet meer stoppen met lezen. Verhalen van jonge Palestijnse mannen en vrouwen bij wie de hoop weggeslagen is. Ik krijg pijn in mijn buik van het beschreven geweld. Ik kan er naar kijken. Nu. Ga terug in de tijd. Ik was soldaat in Libanon. We werden vanuit het christelijke militiegebied van het door Israel gesteunde leger van majoor Haddad gebombardeerd. Ik herinner mij dat ik tijdens een van die bombardementen op het toilet zat. Ik had difterie. Granaten sloegen vlak bij mij in. Doodsbang rende ik met mijn broek op de knieën naar de schuilkelder waar ik werd onthaald door een collega met een blauwe helm met daarop een brandende kaars. Een sigaar in zijn mond. “We hadden je al gemist.” Wat een waanzin.

Nog meer flarden van onverteerde herinneringen komen langs. Ik was een jaar of acht en mijn moeder omhelsde ons. Mijn broer, mijn zus en mij. Ik kom niet echt uit een knuffelend gezin en hierdoor wist ik dat er iets ernstigs stond te gebeuren. Ze moest geopereerd worden en het was mij duidelijk dat het erop of eronder zou zijn. Ze nam huilend afscheid en zei dat het misschien een hele tijd zou duren maar dat ze dan weer bij ons terug kwam. “Maar wat nou als je niet terugkomt, mama?”, vroeg ik. Had ik niet mogen vragen. Natuurlijk kwam ze terug en ik verontschuldigde mij en trok mij terug. Een muurtje tussen mijn gevoel en mijn verstand. Een muur tussen mij en mijn moeder, mijn broer en mijn zus. Over sommige dingen wordt niet gesproken. Die neem je desnoods mee in je graf. Maar daar mag natuurlijk ook weer niet over geschreven worden.

Muren begrenzen. Is een grens nu een scheidingslijn of een verbindingslijn? Muren scheiden wat niet te scheiden valt. Ik merk voor mijzelf dat ik woorden nodig heb om dit te begrijpen, te verteren. Alhoewel ik mij realiseer dat ook woorden fragmenteren.

vrijdag 26 maart 2010

Het doelloos ronddobberen van Kees Overloot


Hoe kun je nou lekker eten als je op een snelweg rijdt? Gisteren weer een afspraak met mensen uit het onderwijs. Ter voorbereiding op een strategiesessie over het opzetten van een Kenniscentrum. We hebben afgesproken in een goed restaurant. Ik ben weer eens te vroeg. Ik heb er een hekel aan om te laat te komen, al weet ik dat mijn tafelheren dat wel zullen zijn. Ik heb nog geen enkele keer meegemaakt dat een afspraak op tijd begon. Ze hebben het druk. Zelfs tijdens het eten zitten ze hun Blackberry te raadplegen. Heeft wel iets komisch. Een uitgebreide menukaart. Met hele kleine lettertjes die moeilijk te lezen zijn voor de 50 plussers die we zijn. Oesters en Boeuf Bourgignon. Van dat laatste heb ik vanmorgen nog steeds een paar draadjes tussen mijn kiezen. Krijg het niet weg, zelfs niet door te flossen. Irritant.

Het leven is vrij simpel. Je krijgt iets voorgeschoteld waar je op 2 manieren mee om kunt gaan. Ja of nee. Nou heb je mensen die overal ja op zeggen. In het positieve geval omarmen ze alles wat op hun pad komt. Willen wat ze krijgen en dat is behoorlijk uniek. Is misschien wel de definitie van geluk. Krijgen wat je wilt is succes en willen wat je krijgt is geluk. Om mij heen zie ik maar weinig mensen die echt gelukkig zijn. Gelukkig niet. Wat ik wel zie, zijn mensen die in een ‘ok, dan maar’ houding zitten. Misschien wel liever niet dan wel willen. Twijfelen tussen ja en nee. Of soms helemaal niet willen maar dat niet zeggen. Het resultaat is dat deze mensen waarschijnlijk veel misbruikt zullen worden en dan bedoel ik niet door katholieke priesters, al zou dat wel kunnen. Een ja wordt pas een echte Ja als er ook een nee, een echte Nee tegenover staat. Nou zijn er ook mensen die overal nee tegen zeggen. Beide poten op de grond en nog voordat je je vraag helemaal hebt kunnen stellen al in de weerstand schieten. Erg duidelijk en vaak aanwezig. Iedereen zal weten dat ze er zijn en iedereen zal ook opgelucht ademhalen als ze weg zijn. Al zullen de achterblijvers dat niet beamen, tenzij je het aan hen vraagt. Dan is er nog een vierde categorie. De mensen die echt kiezen. Hun kiezen gebruiken en hun tanden ergens inzetten. En dat kan soms ja, soms nee of soms misschien zijn. Ik geloof dat ik het draadje tussen mijn kiezen kwijt ben. Beetje peuren met mijn tong. Duurde wel een tijdje maar dan heb je ook wat.

Hoe komen we nu van een Onderwijscentrum tot een Kenniscentrum? Tot een plek waar je kennis kunt halen en nieuwe kennis kunt opdoen. Waar werkelijk geïnnoveerd, onderzocht, geleerd wordt. Piaget heeft een aardige definitie van leren: “Leren is het veranderen van interne structuren om je te kunnen aanpassen aan de veranderende omstandigheden.” Bij het woord aanpassen, trekt mijn maag altijd even samen. Doet mij denken aan dat lied van Bots. “En je weet, wat je hebt en je hebt wat je weet en alles dat staat vast. En je maakt je geen zorgen, je schijt op de rest. Want wij zijn aangepast.” Nou heb je aanpassen en je hebt aanpassen. De ene is het kleuren binnen de lijntjes. Kiezen voor de bekende weg. Je houden aan de afspraken. Aan de conventies. Rust, reinheid en regelmaat. Veilig en Vertrouwd. In mijn hoofd jengelt de melodie van die commercial. Veilig en Vertrouwd. Inventum. Conventie. Inventie. Uitvinden. Nieuwe wegen ontdekken. Meanderen. Meegaan met de beweging. Wat dient zich aan? Wat wil ontkiemen? Vaak een proces waarin je het even niet meer weet. Onduidelijkheid, onzekerheid, onveiligheid. In dat creatieve proces wordt de weg gaandeweg gevonden. Weg van de snelweg. Je moet er wel even de tijd voor nemen.

dinsdag 23 maart 2010

Kwaliteit mijn waarde


Een dag met een gouden randje. Mijn agenda is gevuld met afspraken met bijzondere mensen. Mensen met kwaliteit. Die zich met ziel en zaligheid verbinden met waar ze mee bezig zijn. Hun werk beschouwen als een feestje.

De dag begint met Roger. Een aantal jaren was hij mijn baas. Mijn baas werd mijn vriend. Voor het eerst in mijn leven gebeurde dat. Ik had altijd nogal moeite met bazen maar met Roger was dat nooit het geval. Hij stond zich er ook niet op voor.
Ik heb veel ontdekt in de tijd dat ik met hem mocht werken. Over leren, over leven, over dood. Ik kan mij geen gesprek herinneren waarin ik niet geleerd heb.
Vandaag gaat het gesprek over de tijdgeest. Het hangt in de lucht en het is groen. Over duurzaamheid. Sustainability. Het nieuwe modewoord. Over Zembla waarin de koud ogende College voorzitter van een groot ROC zijn studenten een verklaring wil laten tekenen waarin ze aangeven niet meer de publiciteit te zoeken met hun klachten. En er zijn nogal wat klachten. Schrijnend was het slot van de documentaire waarin de bestuursvoorzitter werd bevraagd over deze verklaring. Uitzoemend kwam de persvoorlichtster in beeld die deze vraag niet relevant vond. Het gesprek was afgelopen. Terwijl het voor mij daar eigenlijk zou moeten beginnen. Wat is de relevantie van deze bestuursvoorzitter en wat is de relevantie van een ROC dat niet in staat is om gewoon lessen te verzorgen?

Roger en ik spreken over schaalgrootte, snelheid, en het belang van de menselijke maat. Trage vragen stellen. Over de moeilijkheid van grote organisaties om te kantelen naar een dialooggestuurde onderneming. Die daarin stagneren en proberen de boel overeind te houden door de nadruk te leggen op kleine kwaliteit. Als de roosters maar in orde zijn, de cijfers maar op tijd ingeleverd worden,dan is iedereen gelukkig. In mijn contacten op deze kolossen tref ik maar weinig mensen aan die echt gelukkig zijn. Veel mensen die in de overleef modus hun werk doen. Geen energie meer hebben om in hogere doelen te steken en zich terugtrekken op hun vierkante centimeter. Als overleving teveel energie van iemand kiest, dan wordt hij ziek. Ook als hij een zij is. Je zou dus kunnen zeggen dat mensen ziek worden als ze niet creëren.
Roger vindt mij een ambachtelijke creatieveling. Hij ziet mij ook wel een beetje als een moderne Don Quichotte die vecht tegen de buitenkanten van de grote instituten. Hij heeft met mij te doen. Er is een schreeuwende behoefte aan ambachtsmensen en creatievelingen, alleen lijkt de tijdgeest van nu vooral bezig te zijn met het managen van onzekerheid. Orde. Stabiliteit. Zou het zo kunnen zijn dat juist het streven naar stabiliteit de grootste veroorzaker is van de chaos die we nu zo veel in scholen en bedrijven aantreffen?
Met de stabiliteit van onze vriendschap is het wel in orde. Hoeven we niks voor te doen. Ook al zie ik hem pas over twee jaar weer, dan pakken we het gesprek gewoon daar op en bouwen liefdevol nieuwe luchtkastelen. We nemen afscheid. Hij zegt toe een oogje voor mij open te houden en ik houd een oogje op hem. Gelukkig.

Bouwputten. Ik loop langs het gebouw van Nationale Nederlanden. Omhoog rijzende zwarte doodskisten. Het hoogste gebouw van Nederland. Vroeger was de kerk dat. Tegenwoordig zijn dat banken en verzekeringsmaatschappijen.

We hebben om half twee een afspraak bij Codarts, een kleinschalige hogeschool voor de kunsten. Een vrijblijvende ontmoeting zonder agenda. Via via is de afspraak tot stand gekomen. Een wederzijdse vriend vond dat we wel iets voor elkaar zouden kunnen betekenen. Bij de ingang zijn jonge mensen in verschillende talen met elkaar in gesprek. We gaan het moderne gebouw in. Een klein halletje met twee vissenkommen. Een voor de receptie en een voor de beveiliging. Deze was nodig toen de Paulus kerk er nog was, een paar jaar geleden. Zwervers en junks die ongenood binnenkwamen. Toen. Tourniquetjes. We worden vriendelijk te woord gestaan door de man achter de receptie. Ik vind het altijd prettig als je je welkom weet.
Hoge roltrappen voeren ons naar de vijfde verdieping. Op de tussenverdiepingen zien we kleine ruimtes waar studenten in hun eentje muziek aan het maken zijn. Een muzikale bijenkorf. Op de vijfde verdieping worden we opgewacht door Jos, hoofd klassieke muziek. De andere man met wie we een afspraak hebben is Frank. Lector Sustainable Performance. Ik ken hem nog van een jaar of twaalf geleden toen hij een traject deed op de school waar ik toen lesgaf. Tussen de verhuisdozen in een tot school verbouwd kantoor. Ondanks zijn inspanningen is het nooit wat met die school geworden.
Het is een mooi gesprek. Al snel blijkt dat we op 1 lijn zitten. Uit dezelfde bron tappen. Wat een verademing om op een school te komen waar met ziel en zaligheid werk gemaakt wordt van leren. Waar mensen trots zijn op wat ze doen. Jongeren en docenten vanuit de hele wereld weten deze school te vinden. Ze komen hier naar toe omdat hier kwaliteit zit. Met een grote K. Dynamisch. Een plek waar niet tegengehangen, maar meegegeven wordt. Zo’n inspirerende omgeving gun je toch iedereen? Ik gun het mijzelf in ieder geval wel.

Thuis loop ik met mijn vrouw nog een rondje door Schoonhoven. In het parkje worden we ingehaald door een groep kinderen. Hard hollend achter een grijze meester aan. Even later treffen we hem uitgeput op het bruggetje aan het eind van het park. De kinderen die hem inhaalden, moedigt hij hijgend aan. We genieten van deze man. Nog een echte onderwijzer, een ambachtsman. “Kinderen moeten bewegen. Hebben ruimte nodig. Moeten kunnen spelen. En muziek maken. Daarom heb ik ook een piano in de klas.” Hij neemt afscheid van ons. Hollend achter zijn kinderen aan.

Kauwen op verzet


Vanmorgen werd ik wakker van het geluid van merels en mezen. Het krassende gekrijs van kauwtjes. In de tuin zag ik in de sering van Pake een roodborstje. Mijn Pake was smid. Mijn Opa was melkboer. In Groningen. Vroeger, voor de Tweede Wereld Oorlog, bezorgde hij losse melk. Hij deed die in de melkkan die op de stoep was klaargezet. Roodborstjes en mezen hadden de gewoonte ’s morgens vroeg de room van de melk te snoepen. Toen de melk in flessen met een aluminium dop kwam, lukte dat niet meer zo maar. Toen eenmaal één mees had ontdekt dat hij de dop van de melkfles kon stukpikken om de room te bereiken, namen zijn soortgenoten dat kunstje al snel over. Mezen leren van elkaar. Roodborstjes daarentegen niet. Dat zijn solitaire vogels. Dulden geen soortgenoten in hun territorium. Kauwtjes zie je bijna altijd in grote kolonies. Duikvluchten maken. Nooit ruzie onder elkaar door een strenge hiërarchie waarin ieder zijn plaats kent en accepteert.

Vanmiddag verzorg ik een workshop Open Communicatie bij de Landelijke Vereniging voor Centraal Wonen. Een club die de belangen behartigt van mensen die een woning delen met anderen. Wat voor vogels zal ik daar aantreffen? Mezen, kauwtjes, een enkel roodborstje?
Ik ga er goed voorbereid naar toe. Voor het geval dat. Even twijfel ik of ik er niet gewoon naar toe zal gaan in het vertrouwen dat ik wel genoeg bagage in huis heb. Besluit dat toch niet te doen. Wil goed voor de dag komen. Wil slagen. Doen waar ik goed in ben. Mensen aan tafel krijgen en naar boven halen wat daar onder verborgen ligt. Alsof werkvormen daar belangrijk in zijn. Ik ben een onverbeterlijke perfectionistische idealist.

Ik denk na over het thema van vandaag. Open communicatie. Bestaat er dan ook zoiets als gesloten communicatie? Of hebben we het dan over conflict? Desintegratie? Communicatie komt van in communio, in liefdevolle afstemming. Liefde en stem. Dat laatste maar even oppakken. Communicatie gaat dus over het laten horen van je stem. Je verhaal vertellen. Hoe verhoudt mijn verhaal zich tot jouw verhaal? Communicatie gaat dus ook over verbinding, interactie. Ik heb wel eens gehoord dat je overleving afhankelijk is van de kwaliteit van de interactie.
Hoe gaat dat trouwens als je samen met mensen in een huis woont? Op je werk kun je je nog verstoppen. Achter de computer of wat dan ook. In een huis leef je met elkaar. Ik probeer mij voor te stellen wat het betekent als je rustig een boek wilt lezen in een tuin waar de hele dag kinderen op de trampoline springen. Waar je je ruimte moet delen met droeftoeters of zuurbekjes. Ik ben er nog niet naar toe, realiseer ik mij.

Ik parkeer mijn auto voor een rond gebouw. Ik wacht even met uitstappen. Hoor op de radio het commentaar van Maarten van Rossum op de hypocriete reactie van de Amerikaanse regering over het voortzetten van het bouwen van nederzettingen door Israel in bezet gebied. Ik luister het niet helemaal af en ga naar binnen. Een vermoeide sfeer hangt er in de ruimte. Er wordt nog vergaderd. Ik scan mijn omgeving. Veel mensen die de zestiger jaren hebben meegemaakt. De tijd van idealen en verzet. “Want er komen andere tijden.” Bij sommigen is het vuur in de ogen nog duidelijk te zien. Bij anderen flakkert er nog een vonkje. Ik zie ook uitgedoofde gezichten. Beetje zuur. Ik neem plaats in een harde houten stoel. Verschoten tafelkleedjes. Het agendapunt gaat over de vergoeding voor mediatie. Tientje meer, tientje minder. Vermoeide gezichten. Ze zijn al twee uur bezig.

Ik vraag aan degene die mij heeft gevraagd voor deze opdracht om mij te introduceren. Ze zet een soort ideaalbeeld van mij neer. Gebruikt zelfs het woord verlosser. Iemand die in staat is om mensen los te krijgen van hun oordelen. Ik voel acuut verzet opkomen en geef aan dat als dat de verwachting is, dat ik nu weg ga. Ik probeer het beeld dat van mij neergezet is een beetje te nuanceren. Verlosser. Mijn vader zag mij anders. “Je bent een goeie lul, Alje. Je moest alleen onder een paard hangen.” We gaan aan de slag. Ik daag mensen uit om andere rollen in te nemen. Trek ze even uit het lood. Verwar ze. Probeer hen te bewegen zich te verplaatsen in andere standpunten want je standpunt bepaalt je perspectief. En andersom. Te lang vasthouden aan je standpunt, zorgt er voor dat de boel stagneert. Op een bepaald moment ontstond er in de groep iets bijzonders. Er was aandacht voor elkaar. Er werd op een dieper niveau geluisterd. Er werd gevoeld. Smeltwater in maart. Een korte pauze. Ik heb een gesprek met een man die het even te kwaad had. De pauze duurde langer dan de afgesproken tien minuten. Deze mensen laten zich moeilijk dicteren. In de pauze konden mensen weer even in hun lood komen. Het oude evenwicht hersteld. Weer een scheiding in de groep. Mezen, kauwtjes en een enkel roodborstje. Toch weer een paar magische momenten. En steeds ook weer een terugval. Omdat niet alles werd gezegd. Een paar mensen hielden stevig hun kaken tijdens de workshop op elkaar. Werden niet gehoord omdat ze hun woorden onder water uitspraken. Ik hoop voor hen en voor de mensen met wie ze leven dat ze snel boven water komen.

Ik ga naar buiten. Hoor de geluiden van mezen, kauwtjes en zie een enkel roodborstje. Gaan lekker hun eigen gang. Moet je ook niet bij elkaar willen stoppen in een volière. Ik start mijn auto en ga naar huis.

Opale


Deze week droomde ik over een ontmoeting met Marc Obbens. Hij heeft een uitvaartbedrijf. Opale. Ik was in mijn droom met hem op bezoek bij iemand die stervende was. Ik praatte met de man die op bed lag en met zijn familie. Ik tekende zijn levensportret op. Het volgende moment zag ik mijzelf omringd door mensen in de aula van een crematorium en vertelde het verhaal.

Marc reageerde bijzonder enthousiast toen ik hem belde en vertelde van mijn droom. De laatste keer dat ik hem zag was een jaar of vijf geleden. Onze kinderen zaten toentertijd op de Vrije School. Nooit zoveel met hem gesproken. Een enkele keer. Ik kan mij maar weinig gesprekken herinneren. Wel dat hij toen bezig was met een carrière switch. Wat ik mij nog meer herinner is de sfeer die hij meebracht. Aandachtige rust en humor. Een leuke combinatie.

We gingen zitten aan een lange en volle keukentafel. Ik moet denken aan Wangari Mathai, oprichtster van de Green Belt Movement die in Afrika meer dan 40 miljoen bomen heeft geplant. Ruim 200 communities over heel Afrika zijn hier mee bezig. Mede daarvoor ontving ze in 2004 de Nobelprijs voor de Vrede. Met deze woorden.
“It all started when my friends and I started talking at the kitchen table. The planting of trees is the planting of ideas. By starting with the simple act of planting a tree, we give hope to ourselves and to future generations.”

Marc en ik zetten een boom op. Over ons geloof in een stille revolutie. Over ons ongeloof om echt te veranderen door schreeuwende neon reclames langs de snelweg. Geen spandoeken maar er zijn voor een ander. Over het belang van kleine ontmoetingen. In volle aandacht. In zijn werk komt Marc dat dagelijks tegen. Sleutelgat ervaringen, noemt hij die ontmoetingen waarin hij de verbondenheid tussen mensen in hun meest elementaire vorm ervaart. Een oerkracht die soms los komt. Een oerkracht die wil organiseren, wil inspireren. Voor dat wonder zijn anderen nodig. Dat kun je niet alleen. De mooiste momenten zijn die momenten waarin hij zich een spreekbuis voelt. Rillingen over zijn lijf als hij het gevoel heeft uit te spreken wat er tussen hem en de ander leeft. “Als dat gebeurt, dan ga ik gevleugeld weer naar huis.”

Marc is onder de indruk van de puurheid van mensen als er iemand komt te overlijden. Open. Geen franje. Geen maskers. Soms wel de pijn om elkaar niet bereiken. Elkaar even niet kunnen zien. Hij ziet het als een belangrijke taak om in dat proces er te zijn voor de mensen. “ Je moet in zo’n situatie wel een frictie willen veroorzaken maar wel in aansluiting met de ander.” Even mensen op het verkeerde been zetten. Zo komt hij niet met standaard teksten of brochures maar maakt gebruik van de wijsheid die er bestaat tussen mensen. Mensen maken zelf de beste teksten. Die echt passen. Tussen mensen leeft de wijsheid. Niet in het individu. Waar twee of drie mensen samen zijn in mijn naam, ben ik in hun midden. Ik ben even vergeten wie het nou was. Jezus of de Boeddha. Aan deze tafel is het Marc die deze woorden spreekt. Een gemeenschapszoeker die het belangrijk vindt dat iedereen gezien wordt in dat proces van ontmoeten en afscheid nemen. Nu is dat vaak moeilijk. We hebben de dood weg georganiseerd. Naar de randen van de stad. Marc pleit voor het terugbrengen van het leven en de dood naar de kern. Als we de dood ontkennen, er doodsbang voor zijn, kunnen we ook niet ten volle leven. Misschien zijn we er zelfs wel de gevangene van. In verzekerde bewaring gesteld. We willen zo graag vertrouwen op vertrouwen. Verzekerd zijn. Maar dat kan niet meer.

Het ideaal van Marc is het creëren van een soort cultureel centrum waar mensen in en uit lopen, activiteiten met elkaar doen. Ambachtelijk werk. Kunst. Een centrum waarin mensen samen op zoek gaan. Samen bouwen aan betekenis. Aan vertrouwen. Een levendig centrum waar ook gestorven mag worden. Wat we nodig hebben is het ontwikkelen van ons vermogen om te bouwen aan vertrouwen. Stilletjes. Met anderen. Onderzoeken en doen. En daarna pas thuis beseffen wat de betekenis was. Ik neem afscheid van Marc. Het zal niet de laatste keer zijn.

vrijdag 19 maart 2010

Komt tijd komt raad. Komt ei komt zaad.


Café de Koffiepot. Een bloedmooie serveerster. Ik was meteen verkocht. Vooral toen ze mij afwees toen ik mij te nadrukkelijk aanprees. Die vrouw wil ik. Verlangen, al leek ze wel erg onbereikbaar voor mij. Wat zou er nou gebeurd zijn als ik mijn lust liet lopen, op haar af zou stappen en haar plat op de bek zou kussen?

Ik rijd door de havens. Otis Redding door de speakers. Ik brom mee. Sitting on the dock of the bay. Watching the tide roll away. Sitting on the dock of the bay. Wasting time.
Iedere keer dat ik de werf oprijd ben ik onder de indruk van wat hier in korte tijd is gerealiseerd. Scholen in een oude werf. Midden in de Rotterdamse havens. Wel ver van de stad maar door de aqualiner is die afstand overbrugd. Ik parkeer mijn auto en loop langs een internationaal gezelschap dat wil zien wat hier gebeurt. Iedere dag weer busladingen vol en ze kijken allemaal hun ogen uit. Maar zien ze ook wat hier werkelijk gebeurt?

Ik ben benieuwd naar vandaag. Ik ben ingehuurd om een reparatie bijeenkomst te faciliteren. Een subsidie aanvraag moet de deur uit. Over twee weken. En daarvoor moet nog het een en ander geregeld worden. Had natuurlijk veel eerder moeten gebeuren. Maar geen tijd. Of is het kwaliteit? Deadline. Waarom denk ik altijd aan een doodlopende weg bij dit woord? Voor de aanvraag moeten tenminste 8 bedrijven verleid worden om mee te doen. Hun ja woord geven. Het liefst commitment voor een langere periode. En daarvoor is een strategie nodig. Hoe zorgen we ervoor dat bedrijven graag met ons in zee willen gaan?
In het onderwijs wordt vaak de hoe vraag gesteld. Waarom? Waarom zouden bedrijven mee willen doen? Waarom staan ze eigenlijk niet te trappelen om hier net als al die drommen toeristen binnen te mogen komen, vraag ik mij af. Tijd voor deze vragen is er niet. Cijfers, data, namen van bedrijven die benaderd kunnen worden. De managers zitten op het puntje van hun stoel. Wist je trouwens dat managen letterlijk controleren betekent?

Het liefste zou ik de bijeenkomst willen beginnen met een kleine stilte. Even naar binnen gaan. Verbinding maken. Een innerlijke dialoog. Wie ben ik eigenlijk? Waarom ben ik eigenlijk hier, op deze plek? Wat is mijn verhaal en hoe verhoudt mijn verhaal zich tot de verhalen van de anderen, tot het grote verhaal dat we met elkaar willen vertellen? Hoe kun je een verbinding leggen met bedrijven als je niet in staat bent om in verbinding te zijn met jezelf?

Leren gebeurt op de grens van weten en niet weten. Eigenlijk zouden we daar als school dus op moeten sturen. Maar staan we ons toe om het even niet te weten? Even geen controle te hebben? Of proberen we krampachtig naar lucht happend greep te houden op iets wat uit onze vingers glipt? Scholen zouden expert moeten zijn op het gebied van leren. Zouden de leerlingen dus voortdurend moeten uitdagen om naar de grens te gaan. En docenten. En hun managers. Wat weerhoudt hen er van om naar die grens te gaan? Is dat het verlangen naar het bekende? De angst voor het onbekende? Maar dan wordt er dus niet geleerd. En mensen willen leren, willen groeien. Ook al zijn ze daar soms bang voor. Angst en verlangen zijn gekoppeld. Misschien is ons grootste verlangen wel die naar de ontmoeting met het onbekende, naar het andere.

De mooiste vraag van de middag werd gesteld door Gerard. Wat zouden de bedrijven missen als wij er niet zouden zijn. Wat is onze relevantie voor het bedrijfsleven? Even werd het aandachtig stil.

Het is bijna zes uur in de ochtend. Geluid van merels en mezen. De lucht kleurt langzaam donkerblauw. Ik heb mijn woordjes weer gemolken. Kruip weer lekker in bed. Naast die serveerster van dertig jaar geleden. Hoe langer ik mijn vrouw ken, hoe onbekender ze voor mij is. Wat ben ik blij dat ik mij toen heb ingehouden. Een beetje.

woensdag 17 maart 2010

Himmelhochjauchzend, zum Toden betruebt


Gisteren gesproken met een manager en zijn teamleiders over een trainingstraject van ons. Ze waren boos en teleurgesteld omdat we in het begin van de training zo veel aandacht besteden aan de onvrede van medewerkers. Die ze eigenlijk zien als tegenwerkers. Ook tijdens dit gesprek werd er weer veel onvrede gespuid. Anderhalf uur lang. Net zo lang als het spuien eerder in de training. Er werd teruggekeken op een goed gesprek. En dat was het ook. Voor hen. Grappig en ontluisterend dat niet ingezien wordt dat dit gesprek volgens precies dezelfde patronen verloopt als misschien wel alle interactie, alle communicatie binnen deze club. Allemaal parallelle processen. Dezelfde patronen in ieder gesprek. Veel bagger in het begin, veel geklaag over anderen. Een levend Wandelgangen Informatiesysteem (WIS) Als iedereen zijn zure blaas heeft geleegd, is er even ruimte om aan de slag te gaan. Even, want de blaas is al weer snel gevuld en het zeiken begint weer van voren af aan. Op alle niveaus. Vroeger vond ik die spelletjes wel leuk. Kijken wie het verste kon. Kijken wie de langste had, deed ik niet graag. Verloor dan altijd. In deze organisatie is het geen spelletje meer. Of misschien wel. Worden er alleen maar spelletjes gespeeld, alleen beseft niemand dit. Dit is strijd. Conflict. Muren om Gaza. Patrouilles. Controles. Wantrouwen. Ook in ons. En dat voelt niet goed. Ik voel mij opgejaagd. Doodongelukkig.

Pygmalion was, in de verhalen van Ovidius, een koning/ beeldhouwer die tijdens het beeldhouwen van Galatea, verliefd werd op het beeld. Hij smeekte Venus om hem een vrouw te bezorgen die op zijn beeld leek. Venus deed wat Godinnen in zo’n geval doen, ze wekte het beeld tot leven. En of hij het nou was of het beeld zelf, er werd gekust en het beeld kwam tot leven. Of de beeldhouwer kwam tot leven, daar wil ik af wezen. In de leerpsychologie wordt gesproken over het Pygmalion effect. Uit vele onderzoeken is gebleken dat leerlingen beter presteren naarmate bij leraren van tevoren een hogere verwachting van hen is gewekt. Hoge verwachtingen hebben. Daar gaat het dus om. En vertrouwen. In eigen kunnen en in de ander. En loslaten. Een beweging inzetten en vertrouwen op de Goden. Andersom werkt het trouwens ook. Geen of lage verwachtingen hebben. En vasthouden aan je overtuiging dat het toch wel nooit wat zal worden met die Bosma. Succes verzekerd. Je creëert wat je wilt zien.

In de auto, onderweg naar mijn goede vriend Cedric, vraag ik mij af wat hoe groot mijn vertrouwen is om deze klus met succes af te ronden. Ik heb geloof in onze deskundigheid maar ik ben het geloof kwijt dat we in staat zullen zijn deze klus tot een goed einde te brengen. Maar als ik niet geloof in een goede afloop, waarom aanvaard ik dan deze klus? Waarom geef ik het niet gewoon terug? Vanwege het geld?

Ik hoop dat Cedric mij kan raden in dit innerlijke conflict. Met Cedric is het goed bomen opzetten, zeker over kwaliteit. Hij neemt mij daarvoor mee naar café de Beyerd. Het café waar hij in zijn middelbare schooljaren ook al kwam. Veertig jaar geleden. Toepen, boerenbridge. Het beste café van Nederland. Met de grootste bierkaart en een eigen brouwerij.

Om daar te komen moeten we eerst door de buitenwijken van Breda. Een bouwput waar straks de grootste Hornbach van Nederland komt. Wat betekent dit straks voor al die Gamma’s en Praxissen? Het gesprek over Kwaliteit is begonnen. Over wat we waarnemen. De nadruk op steeds groter, steeds meer. Sneller. Quick en dirty. Waar is de groenteboer die iets kan vertellen over de kwaliteit van een vijg? Niks ten nadele over de schatten die bij AH werken, maar er gaat veel kwaliteit verloren in de race naar meer.
Ik herinner mij het verhaal van Oom Hette die in Terhorne 24 koeien had. Oom Hette en Tante Annie konden net rondkomen. Er was 1 dierenarts voor 4 dorpen. Nu heeft zijn dochter de boerderij overgenomen. Honderd koeien. Ligboxenstallen. De koeien computergestuurd gemolken. Ieder dorp zijn eigen veearts. En nog steeds kan mijn nicht haar hoofd nog maar net boven water houden. Hoe overleef je in zo’n wereld?

Het café is nog net zo als in Cedric’s tienerjaren. Groot, hoge plafonds, ruim. Een biljart. Van Morrison op de achtergrond. Precies hard genoeg. Hoge plafonds. Rode tafelkleedjes met op sommige plekken oud kaarsvet. Tevreden gemurmel op de achtergrond. Veel vijftigers. Een schout bij nacht die binnenkomt. Dezelfde eigenaar als veertig jaar geleden loopt er nog rond. Samen met zijn zoon. Beiden heten Piet. De oude baas kent Cedric nog, ook al is het misschien tien jaar geleden dat deze hier voor het laatst is geweest. We bestellen een biertje uit eigen brouwerij. Heerlijk. Nog een. Ook al ben ik hier nog nooit geweest, ik kom hier mijn verleden tegen. Een vertrouwde omgeving. En een vriend die vertrouwen in mij heeft. Even voel ik mij gelukkig.

dinsdag 16 maart 2010

Kom uit de loopgraaf mijn liefste


Mijn lichaam wordt weer om kwart voor 5 wakker en ik wil blijven liggen. Ik heb totaal geen zin om te schrijven vanmorgen. Weerzin zelfs. Waarover zou ik kunnen schrijven? Boos dat het al weer ochtend is. Het heeft toch allemaal geen nut, dat geschrijf. Vond zelfs Plato. Hij zei zelfs dat schrijven verwaarlozing te weeg brengt, atropie van de kunst van het geheugen. Het geheugen was voor hem de Moeder van de Muzen. Wat koop je er nou voor om je dat te herinneren op een dag als vandaag? Ik wil gewoon even niks. Geen gezeik aan mijn kop. Met rust gelaten worden. Wat is er aan de hand?

Voor het slapen de laatste bladzijden van een Driedaagse Reis gelezen. Een gruwelijk mooi boek over vriendschap, leven en dood. Ik houd helemaal niet van boeken waarin veel geweld voorkomt maar dit is een boek dat je niet mag missen. Een prachtig geschreven verhaal over twee Indiaanse Canadezen in de Eerste Wereldoorlog. Als je werkelijk zinloos geweld wilt meemaken dan had je in die tijd soldaat moeten zijn. Hele dagen in de loopgraven wachten terwijl de kogels om je oren vliegen en granaten rondom inslaan. Uiteengerijten lijven. En af en toe een officier die het vanuit zijn veilige bunker nodig vond om een offensief te plaatsen. Met zijn allen uit de loopgraven kruipen, schreeuwend door zompige aarde op de vijand af die vanuit mitrailleursnesten iedereen neer maait. Dag in dag uit. Volkomen zinloos.

Ik heb gemerkt dat ik de liedjes die ik zing, de verhalen die in mij opkomen serieus moet nemen. Ze willen mij iets duidelijk maken. Als ik ‘Yes, I’m the great pretender’zing, dan doe ik iets wat ik niet graag wil. Houd de schone schijn op. Ben ik ergens waar ik liever niet wil zijn. Maar wat nu als een verhaal over een zinloze oorlog in mij opkomt?

Misschien heeft het te maken met de afspraak van vandaag. Met een jonge manager die leiding moet geven aan een vergrijsd team. Dat niet mee wil werken. Dat geen zin heeft om de loopgraven uit te komen. Niet vooruit maar ook niet achteruit. Op de plaats rust. Rust. Een week of twee geleden hebben we een training aan hen gegeven. Zelf waren we uitermate tevreden na afloop. Het was heftig, kregen veel shit over ons heen maar we bleven overeind. Kregen zelfs contact en konden doen waarvoor we kwamen. Het duurde wel even voordat we dat voor elkaar kregen. Maar we bleven in verbinding met onszelf, het team en de taak waarvoor we kwamen. Als je die verbinding kwijt bent, op een van die drie niveaus, dan kun je het wel schudden. Dan ga je nat. Ben ik vaak gegaan. Kopje onder, dreigen te verzuipen en worstelend weer boven komen. Met alle macht proberen weer de orde te herstellen. In organisaties zie je dat soms ook. Macht, vertaald in geneuzel over protocollen, procedures. Om de wanorde te lijf te gaan en even lijkt dat dan te lukken. Als de verbinding echter niet hersteld wordt, de boel dreigt te desintegreren, dan is het nodig om nog meer macht in te zetten, nog meer te interveniëren. Strijd. Gevolgd door tegenstrijd of juist onverschilligheid. ‘Het zal mij allemaal aan mijn reet roesten. Ze doen maar.’ Misschien is dat nog wel dodelijker dan strijdscenario’s. maar of het nu strijd is of onverschilligheid, het contact wordt verbroken.

Vanmorgen hebben we een gesprek met de manager over voortzetting of het stopzetten van onze opdracht. De manager neigt er naar om te stoppen. Is boos op ons omdat we onze oren laten hangen naar het onwelwillende team. Door begrip op te brengen voor hun standpunten maken we de kloof tussen het managementteam en de werkvloer alleen maar groter. En daarvoor zijn we niet ingehuurd. Een verwend kind dat zijn zin niet krijgt. Ik merk dat ik boos word. Wil eigenlijk het liefst de opdracht ook teruggeven. Volkomen zinloos. En ik heb geen zin in zinloos geweld. Ook ik dreig het contact te verbreken. Wat is goed in deze situatie? Erbij blijven of eruit stappen? Eruit blijven en erin stappen? Hoe groot is mijn vertrouwen dat het wel goed kan komen met deze club? Het heeft geen zin om mij daar nu druk of boos over te maken. Lekker bij mijzelf blijven. Nog een uurtje pitten. Rust.

vrijdag 12 maart 2010

Tobben in de tobbe


Zoals iedere dag lig ik met mijn lief in bad. Ze is verdrietig en ik ben een goede coach. Ongevraagd wil ik haar door haar verdriet loodsen. Het water staat al hoog genoeg in bad. Ze wordt boos op mij. Al 30 jaar bij elkaar en nog steeds begrijp ik niet dat haar verdriet of boosheid niets met mij te maken hoeft te hebben. En dat ik nog steeds niet weet dat ze er zelf heus wel uitkomt, verbijstert haar iedere keer weer. ‘Laat me toch.’ Het enige dat ik heb te doen, is luisteren. Daar sta ik dan, de trouwe Sint Bernard hond met een reddend vaatje onder mijn kin. International Rescue. Ik vind het moeilijk om te zien dat zij het moeilijk heeft. Ik heb moeite met getob. Kan dat moeilijk aanzien. Wil dan ingrijpen. Om te voorkomen dat ik ga tobben met het getob van haar. Maar als ik niet mag ingrijpen, wat is dan nog mijn rol in onze relatie?

Mijn vriend Cedric geholpen op zijn Veld voor Verder. Hij heeft in 2004 een landje gekocht in de buurt van Hooge Zwaluwe. Deel uitmakend van zo’n typisch Hollands kolderlanschap. Rechte kavels, weiden, koeien, maisvelden en sloten. Nadat het land is gerecht door ruilverkaveling mag er wel wat ruimte zijn voor rond en rafelig, vond stadsmens Cedric en hij begon te spitten, bomen te planten te midden van een kaal landschap. Had wel wat voeten in de aarde omdat de ontelbare ganzen dit landschap hebben als tussenstop en daar hoort dan geen veldje met hoge bomen tussen. Maar Cedric, hij spitte voort. En plantte. Kijken, waarnemen wat bij elkaar past. Proberen en soms ervaren dat de natuur er toch anders over denkt dan hij van te voren had bedacht. Zo weinig mogelijk ingrijpen met chemische middelen. Terughoudend daarin zijn.
Afgelopen zaterdag waren we uitgenodigd om met een paar vrienden 22 bomen te planten. Bomen die wel een paar jaar oud zijn. ‘Als het goed is dan domineren ze in 2250 het landschap. Dan ben ik er natuurlijk niet meer en ik wil tijdens mijn leven toch ook nog wel een beetje van ze genieten.’ De bomen zijn loeizwaar en de vrienden die normaal achter hun pc hun geld verdienen, spitten in zompige grond. Ik ook. Ik genoot. Zweetdruppels langs mijn ruggengraat bij 2 graden boven nul. Heerlijk. Niets te veel zeggen.

Terwijl ik daar op het land bezig ben, moet ik denken aan mijn pake. Mijn pake was smid in Terhorne. Het Kameleon dorp van Hylke en Sytse Klinkhamer. Nog steeds staat zijn huis er. Het is nu snackbar de Smidse. Ik logeerde vroeger veel bij hem. Weken naast elkaar zitten en niks zeggen. “Mensen die hard werken, praten niet veel.” Ik zie hem nog staan, voor zijn wasbak in de keuken. Grijze broek, wit hemd met dikke bretels hangend langs zijn wijde broek. Gezicht en handen ingezeept. Een ijskoude kraan. Warm water had hij nog niet. Een modern toilet ook niet. In de smidse was het huuske met daarin een houten ton die op maandag geleegd werd. Het was toen toch al 1975. Samen sjekkies roken en naar de televisie kijken. Welterusten was soms het enige wat gezegd werd. En toch deelden we veel in die stilte. Ik herinner mij de dag dat ik na 6 weken logeren weer naar huis ging. We konden elkaar niet aankijken. Tranen. Ik in het huuske en Pake in de kamer.

Ik lig weer met mijn lief in bad. Luister naar de tranen van mijn vrouw. Stil. Tot iets in mij begint te spreken. Ik kan er ook niks aan doen.

donderdag 11 maart 2010

Een dom gansje


Een eend die denkt dat die een gans is. Bij ons in het park staat een Dierenverblijfje. Twee niet drachtige geiten, ze zijn lesbisch, een paar konijnen, vreemdsoortige eenden. De raarste en leukst eend denk dat hij gans is. Gans Anders dan de andere eenden. Dezelfde kleuren alleen loopt deze eend de hele dag achter een wild gakkende gans aan. Recht op. Kop in de lucht. Gak, gak, gak. Dat lukt onze Eend niet. Hij blijft kwaken. Niet zoals op de Eendenschool geleerd wordt te kwaken maar het lijkt er op. Waarom doet ie dat? Was het eerste dat hij zag toen hij uit het ei kwam de gakke gans? Was hij idolaat van de gans? Waarom doet ie zo gak? Zou de eend ooit nog ontdekken dat hij Eend is? Zal zijn gekwaak nog ooit lijken op dat van een normale Eend? Ik hoop het niet. Ik geniet van deze Eend, ook al heeft het wel wat triests.

Mensen kwaken ook wat af. Kwak kwak. Ejaculaties van woorden. Vaak te snel klaargekomen. Precox. De enige les tijdens Biologie waar ik oplettend was was toen dit begrip werd uitgelegd. Mijn handen probeerden nerveus het BH bandje van LT los te maken. Ik stond op knappen. “ Ejaculatie Precox”, sprak Pinkeltje, onze Biologie leraar en onderstreepte het woord nadrukkelijk op het Bord.

woensdag 10 maart 2010

De draaikolk van bevestiging


Vandaag zo’n fantastische afwijzing gekregen. Ik had een selectie van mijn slechtste artikelen opgestuurd naar diverse kranten en tijdschriften. Vaak krijg je dan een obligaat antwoord terug dat de stukken met belangstelling zijn gelezen maar dat ze al zoveel columnisten in huis hebben, bla, bla. Obligaat, en toch voel ik mij altijd rot onder zo’n afwijzing. Een dolksteek in mijn hart. Ik begrijp het wel maar het onpersoonlijke waarmee afgewezen wordt, vind ik iedere keer weer pijnlijk. Onpersoonlijk of onverschillig? Ik denk het laatste. Of nee, toch allebei. Waarom raakt mij dat toch? Waarom schrijf ik überhaupt als ik niet tegen de afwijzing kan?

De afwijzing die ik vandaag kreeg was niet onpersoonlijk en onverschillig. Er sprak aandacht en zorg uit. Misschien zijn dat wel synoniemen. De hoofdredacteur had met veel plezier en belangstelling mijn stukken gelezen, hij had er om moeten lachen, ze deden hem fronsen, nadenken. Ze bleven hangen in zijn hoofd. Hij vond ze boeiend. Maar wellicht een tikje te literair voor het karakter van zijn blad. De artikelen in zijn blad gingen recht op hun doel af. Waren zakelijk. Mijn columns waren onderzoekend, aan de ‘zachte’ kant. Hij veroordeelde dat niet, het was slechts een constatering. Wat hij ging doen was mijn artikelen onder de aandacht brengen van redacties van andere tijdschriften. Ik word hier zo blij van. Waarom? Is het de erkenning die uit zijn reactie spreekt? Erkenning voor mijn schrijverschap? Of is het de aandacht waarmee feedback gegeven wordt op mijn schrijfsels? Even bidden. Als een valk. Oogje dicht en snaveltje toe. Dat andere bidden lukt mij maar moeilijk. Die gelovigen leggen het altijd zo buiten zichzelf. Bij God, Allah, Vishnu.

Afwijzing, ontkenning. Het gevoel dat je niet gezien wordt. ‘Leg het nou niet weer bij een ander, Alje.’ Het gevoel dat ik niet gezien word. Zo beter? Gewogen en te licht bevonden. Niet goed genoeg. Mijn maag trekt ook nu samen als ik denk aan de situaties waarin ik mensen heb teleurgesteld. Het kost mij moeite om dat onder ogen te zien. Om bij de teleurstelling te blijven. Ik wijs de afwijzing af, ontken de ontkenning. In ieder geval de gevoelens die dat oproept. Het liefst wil ik weg uit deze duisternis, terug naar de erkenning. Alje de Humorist, de Nar, de Visionair, de Inspirator. Het applaus opzoeken. Prijs de Heer. Maar neemt mijn waarde toe als ik alleen maar het succes waardeer?

Zo’n dertig jaar geleden kreeg ik van een van de beste docenten die ik ooit heb gekend, Shanti, een cassettebandje. De stem van een Indiase goeroe. Neither this nor that. Ik heb het zo vaak gedraaid dat ik het nog steeds kan dromen. “What can you do in a house where love has disappeared? You can bounce your head against the wall. What’s the result? You get a terrible headache. You can force your wife to love you but what’s the result? Your wife hates you even more. Whenever doubt arises, simply say to youself: Not two. Just simply accept the fact.” Toentertijd dacht ik dat de goeroe zei: Not do. Niet doen. Maak je niet druk. Word niet boos. Nu begrijp ik dat hij bedoelde niet twee. Niet voor of tegen, niet dit of dat. Alle twee. De dualiteit in mijzelf ontmoeten. In aandacht daarbij zijn. Niet te snel willen wegvluchten naar het ene. En volgens mijn vriend Ernst ontstaat de nuance, werkelijke aandacht bij de opheffing van de dualiteit. Of dat zo is, dat weet ik niet. Daarvoor moet je bij Ernst zijn. Of moet ik bij Ernst zijn.

Ik loop met mijn vrouw ons loopje door de stad. We hebben het over onze angst voor de afwijzing. We hebben het over onze kinderen. Hoe verkeerd wij dat eigenlijk doen. We prijzen ze als als ze hun diploma halen, hun kamer opruimen en lachen om Papa’s flauwe grappen. En bekritiseren als ze hun afspraken niet nakomen, weer hun broek in de was gooien met de broekspijpen naar binnen. Wij zijn hun geweten en dat zullen ze weten ook. Terwijl onze kinderen dondersgoed doorhebben wat ok en niet ok is. Hebben ze ons niet bij nodig. Misschien is het wel zo dat we hen afhouden van het ontwikkelen van hun eigen oordeel door dat constante prijzen en bekritiseren. Zou het wel eens zo kunnen zijn dat ze hierdoor hun eigen werkelijk waarde nooit zullen ontdekken. Afblijven. Ik zoek nog naar een flitsend slot van deze column. Ik pijnig mijn hersens maar het komt er niet uit. Ik houd er maar mee op. Het is wel goed zo.

dinsdag 9 maart 2010

Reparatie en nieuwbouw


Kun je vernieuwen in een organisatie die gericht is op stabiliteit? Waar gestuurd wordt op kengetallen, op orde, op geld? Waar gedetailleerde planvorming en uitgebreide beleidsplannen de dagelijkse gang van zaken bepalen? Waar de handelingen van medewerkers gestuurd worden in de richting van een vooraf vastgesteld doel. Waar vooraf bepaalde gefaseerde interventies worden uitgezet in tijdschema’s. Durft zo’n organisatie chaos toe te laten? Daar zelfs op te sturen. Sturen om de boel uit evenwicht te trekken.

Gisteren was ik bij zo’n organisatie. Ik moest een bijeenkomst faciliteren waarin dit dilemma, of is het een paradox, zichtbaar was. Er waren innovatie teams samengesteld en er moest een subsidie aanvraag de deur uit. Ik werd een paar dagen van tevoren door de directeur gevraagd of ik deze klus wilde doen. Tijd om voor te bespreken was er niet. Te volle agenda. Op basis van de subsidie aanvragen stelde ik mijn programma samen. Een complexe klus. Aan de ene kant de behoefte aan data, cijfers en aan de andere kant behoefte aan het delen van beelden.

De bijeenkomst was op een prachtige locatie. Een oude scheepswerf. Waar vroeger prachtige schepen zijn gebouwd. Met een enorme reparatie afdeling waar in hoogtijdagen wel 4 schepen in de dokken lagen. Ik keek mijn oog uit. Drie jaar geleden was ik hier ook toen we met een oude rivierboot, de Helena, de start beleefden van het Ithaka project. Een stuk of 12 jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. 4 dagen met elkaar op een boot. Om te ontdekken wat hun missie was. Toen we met deze groep vertrokken was de werf een verlaten bouwval. Nu, drie jaar later, staat er een school die in niets doet denken aan een school. Er wordt gewerkt door jongeren van een MBO en een HBO. Een ongelooflijke prestatie dat dat in zo’n korte tijd is gerealiseerd.

De bijeenkomst werd gehouden in een soort vissenkom. Aan drie zijden glas. Lekker transparant. Toch word ik altijd een tikkeltje nerveus in dergelijke ruimtes. Niet alles hoeft zichtbaar te zijn voor iedereen. Toch? Misschien laten mensen juist wel het achterste van hun tong niet zien in dergelijke ruimtes.

12 mensen waren op de bijeenkomst afgekomen. Projectleiders van innovatieteams en schrijvers van de nieuwe subsidieaanvraag. Aan mij de vraag om er een creatieve sessie van te maken. Een rondje intenties. Wat is ieders intentie om deel te nemen aan innovatie. Hoe zit ieder er in en wat moet er vandaag gerealiseerd worden? Het spanningsveld tussen sturing en ruimte werd al snel duidelijk. Ook werd duidelijk dat deze mensen elkaar niet vaak ontmoet(t)en. Twee scholen, twee culturen, twee methodieken, twee benaderingen van het onderwerp: Hoe komen we van innovatie teams tot levende communities of practice? In veel twee dus. Een van de deelnemers aan het gesprek formuleerde het treffend: ‘Ik voel me met 1 been op de wal en het andere op het schip.’ Een niet lekkere spagaat. Hoe zorgen we er met elkaar voor dat vanuit deze polariteiten een eenduidig beeld gecreëerd wordt en er een goede en gedeelde subsidieaanvraag geformuleerd wordt? Het verschil tussen agenda en aandacht. Tussen top down en bottom up. Het verschil tussen tijd en tijd. Hier wil ik graag lang bij stilstaan. Even vertragen nu.

De oude Grieken kenden twee begrippen van tijd. Chronos en Kairos. Chronos staat voor de tijd van de klok. Lineaire tijd. Van A naar B en weer terug. Voorspelbaar en te plannen. Kairos staat voor gepaste tijd, de tijd van het kompas. Circulaire tijd. Onvoorspelbaar.

Onze eigen Arnold Cornelis maakt in de Logica van het Gevoel en de Vertraagde Tijd het verschil tussen de tijd van de externe sociale klok en de tijd van de interne klok van het uniek verborgen programma van zelfsturing en ontwikkeling in ieder mens. Hij geeft aan dat hoe harder de externe sociale klok ons leven dicteert, des te noodzakelijker het is om onze interne klok te vertragen. Doen we dat niet dan lopen we het risico dat ons intern zelfsturingsysteem vernietigd wordt. Ons denken tot nul gereduceerd, omdat we geen tijd meer hebben om goed over de dingen na te denken. Voortdurend achter de feiten aan rennen met het risico om uitgehold te worden. Een catastrofaal leerproces noemt Cornelis dat. Gevangen in een kooi van verdwaling.

Terug naar de bijeenkomst van gisteren. Op een bepaald moment dreigde de agenda van de directeur de bijeenkomst te dicteren. Hij moest naar een volgende bijeenkomst, kon deze niet helemaal uitzitten en hij had geen vertrouwen dat er uiteindelijk ook gegevens geleverd zouden worden waarmee de schrijvers de subsidie aanvraag konden maken. Hij intervenieerde. Wilde snelheid en kilometers maken. Ik denk dat ik dat in zijn positie ook zo doen. Afspraken werden gemaakt. De schrijvers gaan interviews houden met de projectleiders. Moet wel snel want wat gaan we het bedrijfsleven vertellen, hoe triggeren we hen om deel te nemen aan een community? Cruciaal ook voor de aanvraag. Het bedrijfsleven moest nog wel uitgenodigd worden voor de bijeenkomst die volgende week gepland staat. Van 2 tot 6 of van 4 tot 6? Druk op de ketel.

Tijdens de evaluatie werd met name als winst genoemd dat er beelden gedeeld zijn, dat een klein beetje zichtbaar werd hoe ieder aankeek tegen en dacht over het bouwen van een community. Een mini stapje voorwaarts.

Licht teleurgesteld verliet ik de werf.

vrijdag 5 maart 2010

Plans do change


Wat is een leider? Wie zou ik willen volgen? Wie is voor mij een voorbeeld? Misschien zou ik in iedere vraag het woordje nu moeten invoegen. Wie zou ik nu willen volgen? Wie is nu voor mij een voorbeeld? Als we naar nu kijken, dan zien we veel onzekerheid. Over de toekomst. We maken ons zorgen over van alles en nog wat. Het schip lijkt op drift. De ankers weggeslagen. En wie staat er aan het roer? Wie geeft het goede voorbeeld? Wie geeft een beeld van hoe het anders kan? Want het moet anders. Maar hoe dan?
Wij hebben niet iemand die hoop in de harten van mensen kan brengen. Yes, we can. De enige die in staat is gebleken wel een beeld neer te zetten van hoe het anders kan is Geert Wilders. Een wenkend perspectief voor bijna een kwart van de Nederlandse bevolking. De hoop van de een is de wanhoop van de ander. Alle andere politici zijn niet in staat gebleken om een positief beeld van de toekomst te schetsen. Woorden dat wel. Heel veel woorden maar geen beelden. Ik gebruik hier ook weer veel woorden om het belang van beelden aan te geven. De beelden van Wilders zijn duidelijk en herkenbaar. Tucht, orde, veiligheid. Wie niet horen wil, die moet maar voelen. Terug naar toen geluk heel gewoon was. Ons soort mensen. Kopje thee met kaakje om 4 uur bij moeders. Iedereen weet wat er van hem wordt verwacht. Lekker duidelijk en overzichtelijk allemaal. De theemutscultuur noemt Harry Kunneman dat. En gewoon Picknick thee, niks geen Marocco Mint. Wie verlangt er nou niet terug naar die tijd?

Ik moet zeggen dat ook ik nog wel eens terug verlang naar vroeger. Uit school, kopje thee, een soppend kaakje dat je bijna slurpend moest eten nog voordat het helemaal slap werd en in het kopje zakte. Dat was niet lekker. Daarna voetballen met Doffe Dreun en Appie Happie. De wijkagent die op het plein kwam zeggen dat we iets verder van de huizen onze partijtjes moesten spelen. ‘Ja, meneer.’

Naast het verlangen naar vroeger zit er in mij ook een verlangen naar het onbekende. Misschien is het wel mijn grootste drijfveer. Op zoek naar de ander, het andere, het onverwachte. Wat heeft een gesprek voor zin als je al weet wat er gezegd gaat worden? Ik geniet van de ontmoetingen met mensen die mij op andere gedachten brengen. Nieuwe wegen laten zien. Vandaag staan er weer twee van dat soort gesprekken gepland. Dat dus wel. Het is wel nodig dat ik ruimte maak in mijn agenda om deze gesprekken te voeren. Lijkt wat tegenstrijdig. Maar is het dat ook?

De koers van Wilders is duidelijk, overzichtelijk en voorspelbaar. Een kant van de medaille. De andere kant is de realiteit die onduidelijk, onoverzichtelijk en onvoorspelbaar is. De kant van Wilders kennen we allemaal. Thuis, op ons werk. De hele dag door zijn we bezig met grip te krijgen op de werkelijkheid. Boodschappenlijstjes. Beleidsplannen, plannen van inzet, jaartaakplannen. En die weer controleren. Plan, do, check, act. En we weten tegelijkertijd dat van al die plannen misschien een kwart geïmplementeerd wordt. En dat percentage wordt steeds krapper omdat de complexiteit al maar groter wordt. Nog meer stapels papier, nog meer controle, nog harder werkende managers, nog meer contracten. En daar gaan we aan kapot. En daar zijn we hard mee bezig. En misschien is dat ook maar goed. Soms worden je de dingen pas duidelijk als je het even helemaal niet meer weet. Als de chaos maar groot genoeg is. En die situaties kennen we allemaal. Wie niet horen wil, die moet maar voelen.

donderdag 4 maart 2010

De Zoute Zoen in een Open Wond


Vandaag met een Niet Geleefd Leven uit geweest. (klinkt als UFO, alleen heb ik hier de indruk dat we elkaar (her)kennen). Naar de Haven. Waar andere Wetten gelden. Suppletie van zand op het strand. Eten in de Zoute Zoen. 35 jaar ken ik haar al weer. Verliefd op een vrouw die verliefd was op Haar. Lekker meezoenen. Zo zoet. En toen bij klaarheldere dag de overval van de Liefde.

‘Vertel mij van de Liefde’ en Aristofanes sprak:” In den Beginne waren de mensen 1. Vergroeid. Man man. Man vrouw. Vrouw vrouw. En Zeus zag het allemaal minzaam aan. Lief toch? Maar ze kregen het zo gezellig dat het leek alsof ze Zeus niet meer nodig hadden. Tja, en dat laat je als God toch niet gebeuren dus Zeus ontstak in Toorn en scheidde Man van Man, Vrouw van Vrouw en Man van Vrouw en het Drama van dit alles was en is dat vanaf dat moment de Man wanhopig op zoek is naar zijn wederhelft, net zoals de Vrouw enz.” En soms was het Jack pot. Bingo. Een lot uit de grote Goden Loterij. De wederhelft gevonden. Zo voelde het ongeveer toe ik mijn Niet Geleefde Leven 35 jaar gelden ontmoette. Afstandelijk, langzaam tot elkaar groeiend, zo dichtbij dat het Pijn ging doen. Het zwaard van Zeus kliefde opnieuw. Aan mijn andere kant groeide een andere Vrouw die mij ook van afstand zo dicht op mijn huid groeide dat het bijna pijn deed. Wat kan een man toch ongelukkig gelukkig zijn en omgekeerd.

Enfin, gekliefd, gesplitst maar toch bleef de liefde leven. Nog steeds, ook na 35 jaar. Heerlijk gegeten, gedeeld. Gesproken over het begin en het einde. Wat is dat toch raar dat twee mensen die elkaar zo dichtbij zijn, zo verschillende interpretaties hebben van de Werkelijkheid? In dit geval het Verleden. Ik dacht dat zij opbelde en mij voor de keus plaatste: “of zij, of ik.” Zij had een ander Verhaal. Ik had gebeld. Waar ligt de Waarheid? In het Midden? Midden tussen wat? In ieder geval werden we door de PTT uit elkaar gescheurd. Ik zit nu bij Vodafone. Heerlijk gegeten en met hartzeer moeten bekennen dat er geen begeerte meer is. Alleen Liefde. Meer niet maar ook niet minder. Ik blijf van haar houden tot het eind van mijn leven. Niks meer aan te doen.

Ik voel mij gelukkig. Vandaag heb ik voor het eest het gevoel dat ik een Sabbatical heb. Niet erg lang. Twee maanden. Om uit te vinden wie ik ben en waar ik naar toe ga. I got the Blues. Ik ben Sneldenker, Schrijver, Brouwer van Verhalen. Hoe anders beleef ik het dan een aantal dagen geleden toen het uitblijven van opdrachten vooral een negatieve connotatie had. Een straf, schuld en boeten. Eigen schuld, dikke bult.

Ik geniet van mijn vakantie. Ik heb nog nooit zo hard gewerkt. Dingen vallen op hun plaats en natuurlijk moet ik benoemen wat die dingen dan zijn. Later.

Hier neem ik weer even afscheid.

Later

dinsdag 2 maart 2010

De ontkenning van het sentiment


Kun je door ontkenning langer leven? Volgens Tineke Vos, psychiater van het Haagse Bronovo, wel. Ze heeft 14 jaar lang onderzoek gedaan naar de kwaliteit van leven bij longkankerpatienten. Het begon met een artikel in een gezaghebbende medisch tijdschrift waarin werd gesteld dat mensen met een ‘fighting spirit’ en mensen die de ellende van hun ziekte ontkenden, langer leefden. Met name dat laatste, verbaasde haar zeer. Verwarde haar. Is het waar dat mensen die ontkennen langer leven, minder angstig, minder moe, minder kortademig en minder depressief zijn? Het werd haar belangrijkste drijfveer om onderzoek te doen. Proberen te doorgronden wat ze niet goed begreep.

Gisteren het lijsttrekkersdebat op 1 Vandaag. Meer een politiek leidersdebat. Alleen Van Geel (CDA) was als lijsttrekker aanwezig. Ik ken de reden niet waarom de partijen hadden besloten om hun politieke voormannen en Kant naar deze bijeenkomst af te vaardigen. Heb daar wel mijn ideeën over maar daar ga ik in dit stuk niet over speculeren. Begrijpen doe ik het niet helemaal.

De kopstukken hadden hun huiswerk goed gedaan. Koppie goed gebruikt. Leuke quotes. Goed uit het hoofd geleerd. Beetje schaken. Verleid de ander op je speelveld te komen…. Bos probeerde het bij de man met het verwarde haar,geen resultaat. Andersom lukte dat Wilders wel:” Pvda is de Partij van de Arabieren”. Bos boos. En die verliet de inhoud. Ging op de man spelen. Razend knap zoals Wilders dat toch iedere keer voor elkaar krijgt. Hij laat zijn tegenstanders struikelen over hun eigen emotie. Volgens Rottenberg later in de DWDD is het tonen van emotie wel ok. Kiezers willen toch ook de primaire reactie zien. Als politiek kopstuk ben je toch ook de leider van het sentiment. Precies daarin is Wilders ijzersterk. Berekenend en rationeler dan een Bos. Hij beheerst de kunst van het ontregelen als geen ander. Hij blaast op, speelt op het sentiment, trekt uit het lood en op het hoogtepunt schuift hij woorden naar binnen die blijven hangen. Marokkaans tuig. Islam.

In de dertiger jaren deed iemand anders dat ook, niet zo ver bij ons vandaan. Ook een raar kapsel. Grote economische problemen, een gedesintegreerd land. Zwellende woorden en op het moment van klaarkomen….. die Juden. Nou, dat mag natuurlijk niet. Dat vergelijken van Wilders met een AH. En natuurlijk zijn er grote verschillen alleen het mechanisme waarmee ze hun politiek bedrijven is hetzelfde. 1 topic, 1 verhaallijn, inzoomen, uitvergroten van beelden, emoties opschudden en scoren met het noemen van de schuldige. Vermijden om op het speelvloer van een Bos te komen. Ontkennen dat er ook andere issues zijn dan de dreiging van de islam. En het is fascinerend om te zien hoe het Wilders iedere keer weer lukt om mensen op zijn speelvloer te krijgen. Zelfs een Pechtold die volgens Wilders groot geworden is door de PVV. Daarvoor was hij gebakken lucht, bestond amper of eigenlijk niet.

Hoe kan het nou dat je iedere keer kunt voorspellen dat een debat op deze manier verloopt? Van een Wilders begrijp ik dat. Hij wint iedere keer en dan ga je niet veranderen. Dus blijven ontkennen van economische en andere sociale vraagstukken. Maar zo’n Bos, zo’n Rutte, waarom vallen ze toch iedere keer zo opvallend in dezelfde valkuil? Iedere keer bereiden ze zich zo fantastisch voor en iedere keer worden ze afgeserveerd. Volgens de Vries, spindoctor van het CDA en Rottenberg, toch ook wel een beetje een demagoog die alleen luistert naar zijn eigen verhaal, komt dat omdat ze constant de inhoud van het debat verlaten en getrokken worden in de beelden van Wilders. Volgens de Vries gaat het nog een stukje verder. TV is volgens hem 80% beeld en slechts 20% inhoud. Pareto bij uitstek. Het beeld belangrijker dan het woord.
Wat misschien ook wel ontkend wordt, is de erkenning, dat er in ieder van ons een kleine Wilders zit:dat kleine misnoegde boze jongetje,verward haar en vileine glimlach,broedend op een plan….

De kunst dat te ontkennen geeft kans op gelukkig leven.

Afdeling Gevonden Voorwerpen


De dag begon met een telefoontje van Vriend E. E is een briljant Denker. Ik ken geen Mens die oorspronkelijker denkt dan of als hij. Een Nieuwdenker. Conceptueel Denker. Razendsnelle Bouwer van Constructen. Hij gaat echter zo snel dat maar weinig mensen hem snappen. “Ik zie dat je het niet snapt, dus gebruik ik wat meer woorden.” Hij praat in schema’s, matrixen en kwadranten. Gebruikt daarbij veel Woorden. En ik verbeeld mij dat ik hem wel kan volgen maar niet snap. Snip en Snap. Want Snip snapt niet wat Snap snapt. En Snap snapt niet wat Snip snapt. Als Snip Snap snapt en Snap snapt Snip,verdwijnt het Snip en Snap begrip.

E en ik begrijpen elkaar, willen elkaar in ieder geval begrijpen. Hij in Schema’s en veel Woorden en ik in Beelden en veel Taal. Met zijn tweeën rekken we de Horizonnen, creëren andere Werkelijkheden voor het Onderwijs, bouwen nieuwe Luchtkastelen omdat in de oude niet te wonen valt. In die van ons ook niet zo, niet omdat het niet kan maar omdat we een Schroom hebben om onze Gedachten in de Wereld te zetten. Zichtbaar zijn voor de Wereld. De Maquis van de Magie. Ondergronds in het Verzet.
Vandaag is hij Verward. En dat hoefde niet aan mij te liggen en hij wil dat graag met mij onderzoeken. E is bang dat ik er vandoor ga met zijn Concepten. In mijn Stukkies, in mijn Trainingen. Ik kreeg meteen Pienebuuk. Betrapt en Onschuldig. Zaad in Vruchtbare Grond.

’s Middags een mooi Boek gelezen waarin ik Zinnen tegenkwam die ik eerder las in een column van Iemand anders. Gestolen of Gestolde Wijsheid? Copyright of right copy? Wat is van wie? ‘s Middags ook een Gesprekje met mijn Literaire Geweten. Hij was bezig met een Verhaaltje voor een Architectenclub. “Maar dat is toch mijn Concept? Ik ben toch de Verhaaltjesschrijver voor Bedrijven?” Een middag vol Achterdocht en Jaloezie. Daar wordt een Mens niet vrolijk van. En ook niet productief. Hele avond gebankiert en gezapt. Gekeken naar P&W. Acteur en Regisseur van Iep gaan niet naar de Première omdat de Producent tegen hun Wil, ruim 10 minuten heeft geschrapt van de film die nu niet meer van hen is. Mijn en Dijn.

Toen ik een jaar of dertien was, werd ik betrapt op winkeldiefstal. Een zoemende parkeermeter gleed zachtjes in mijn losgetornde jaszak en na de kassa werd ik door een soort Derrick in mijn kraag gegrepen. Vluchten kon niet meer. Ik zou niet weten hoe. Betrapt en Schuldig. In een politieauto, een Kever, de Echte, naar het Bureau. Vingerafdrukken, Foto. Neerlands eerste echte Winkeldief. Met de Kever thuisgebracht. Sidderend op de achterbank. Mijn Vader briesend, mijn Moeder huilend. “Ga uit mijn ogen.” “Wat als collega’s van Pap jou gezien hebben?” De volgende dag een stukkie in de Krant. AB te L. Sindsdien loop ik als een Gekruisigde rond in winkels. Armen wijd, niks in de Hand, niks in de Mouw.

Vandaag een dagje meegelopen op de Afdeling Gevonden Voorwerpen. Als Klant en als Beheerder. Wat is van mij en wat is van jou? En dan de Stem van mijn Vader:”Alles wat je met je Ogen dicht ziet, is van jou. “ Gestolde Wijsheid. Of had hij dat ook gepikt?

Rukken en rekken


Ik heb altijd moeite gehad met autoriteit. Gek dat ik altijd wil stoppen met typen bij autorit. Had en heb moeite met regels. Rammelde aan grenzen. Het was meer rukken eigenlijk. Een wild rukkende rebel without a cause. Een elastisch denker met humor, dat wel weer. Om mij heen veel mensen zonder humor die hierdoor slaaf werden van de regel. Wat had ik het daar moeilijk mee, met mensen die zich slaafs gedroegen. Slaaf, slachtoffer. Daar heeft het systeem geen geïnstitutionaliseerde Slachtofferhulp voor. Nee, daar heeft het mensen als ik voor. Mensen die willen helpen en tegen onrecht willen vechten?

Ik was en ben erg betrokken bij mensen aan de onderkant van de samenleving. Het leukst vind ik mensen die helemaal in de goot liggen. Die verkopen geen bullshit. De uit hun hoofd rekenmensen, de managers van onzekerheid, doen dat wel en komen er mee weg. Ten strijde. Ik rukte zo hard aan de grenzen, wilde zo graag winnen. Koppig en dwars. En dan word je in 1 keer datgene dat je bestrijdt. Een pijnlijk en ontnuchterend besef.

Nu ik ouder ben, weet ik dat het er niet alleen om gaat om je te laten zien en te vechten op het slagveld van de regels . Ben ik zelfs op een bepaalde manier blij met regels. Je kunt niet rebelleren zonder regels. Een rebel leert. Van wilde rebel naar ernstig vrolijke nar. Niet rukken aan de regels maar het oprekken daarvan. Rekken of rukken, daar gaat het om. Een klein lettertje but a giant leap voor mankind. En spreken vanuit het hart. Niet halsstarrig, koppig volhouden aan je eigen gelijk. De ander heeft ook gelijk. Ben ik nog te volgen? Vroeger zou ik allang afgehaakt zijn.

Nelson Mandela. Precies twintig jaar geleden werd hij vrijgelaten na bijna 28 jaar gevangenschap. De blijdschap van Tutu die lachend danste voor de camera’s. ‘Our Leader is free.’ De zwarte man op het Rembrandplein, zwaaiend met de ANC vlag. Beelden in mijn geheugen gegrifd.

In mijn studententijd organiseerde ik een expositie over het ANC. Ik kon bij de Anti Apartheids Beweging Nederland materiaal ophalen. Grote foto’s van een grimmige, in het niets kijkende Mandela toen hij gevangen werd genomen. Het vonnis. De strijd. Het geweld. Doden in de straten van Johannesburg. Ik woonde in Leeuwarden en moest de spullen ophalen in Amsterdam. Met de gele Golf van Joop Sprock, een geweldige bijna 65 jarige docent. Betrokken, speels. De ene sigaret met de andere aanstekend. Mijn regisseur bij Macabaret.

Een nog niet helemaal ingepolderd Flevoland. De versnellingsbak deed vreemd en waarschijnlijk heb ik te hard aan de pook gerukt, Ik kreeg hem daarna niet meer in de twee en drie. Na het halen van de spullen leverde ik de auto af bij Joop. ‘Of de reis goed verlopen was?’ ‘Ja hoor Joop’. Mijn geruk moet hem een lieve duit gekost hebben. Sorry Joop. Kun je mij vergeven? ‘Voor vergeving is het wel nodig dat je je zonden erkent’, drong Tutu aan tijdens het horen van Winnie bij de Waarheidscommissie. De expositie was overigens een mislukking. Niemand keek.

De hele wereld keek toe toen Mandela werd vrijgelaten. Die betoverende ontwapenende lach. Alle wapens vielen als mensen in de dampkring van Mandela kwamen. Een natuurlijke leider. Moreel Boegbeeld voor de wereld. De Verlosser. De teruggekeerde Odysseus. Maar hij hoefde bij terugkeer na zo lange tijd niet ook nog eens de 108 vrijers in zijn paleis het zwijgen op te leggen. Had ie waarschijnlijk al gedaan op Robbeneiland.

Madiba. Humoristisch, wijs, verzoenend wist hij het ANC, een ratjetoe, om te smeden tot een politieke partij die in debat ging met haar vele politieke vijanden. Strijden aan de onderhandelingstafel. Met het mes op tafel als het moest.
'Er zijn momenten dat een leider de kudde moet verlaten en voorop moet lopen, een nieuwe richting moet inslaan, omdat hij weet dat hij zijn volk de goede weg op leidt.'
President van de eerste regering van Nationale Eenheid. Zijn eerste daad was het ondertekenen van een decreet dat alle schoolkinderen iedere dag twee boterhammen met pindakaas kregen. Want je kunt niet leren met een lege maag.

1 Mandela maakt nog geen zomer. Wat is zijn erfenis? Nog steeds geweld in de steden, misschien wel meer dan voorheen. Nog steeds, misschien wel een ernstiger kloof tussen arm en rijk dan ooit. En daar zijn allemaal redenen voor.
Zijn erfenis voor mij? Is moeilijk in woorden uit te drukken, al kun je wel heel veel doen met maar 26 letters. Hij ontroert mij, nog steeds ook al zwijgt hij nu. Ik zou willen zijn als hij. Opstaan en spreken vanuit het hart.

11 juli. Het Soccer City Stadium in Johannesburg. Nederland- Zuid Afrika. In de laatste seconde maakt Makarapa het winnende doepunt voor Zuid Afrika. Weer tweede. Godverdegodver. Het publiek gaat uit zijn dak. Ik huil maar dat houdt op als Mandela met trillende handende de bokaal omhoog brengt. Er zijn die dag alleen maar winnaars. Free at last.

Rouw verdriet


Negeren rood sein vermoedelijke oorzaak. 18 doden, ruim 160 gewonden, van wie 11 ernstig. Een treinongeluk. Lees ik. Op de radio zojuist het bericht dat het treinpersoneel van België vandaag staakt uit verdriet om de slachtoffers van de treinramp gisteren en uit woede over de al jaren veel te hoge werkdruk. Het bericht ontroert mij.

"Alles heeft zijn tijd … er is een tijd om te wenen en een tijd om te lachen, een tijd om te rouwklagen en een tijd om te dansen" Het Belgisch treinpersoneel huilt, rouwt om haar collega’s, haar passagiers. En staakt. Is te geëmotioneerd om te werken. Terecht. De directie begrijpt het verdriet en gaat snel met het personeel rond de tafel om de boel te deblokkeren. Een dag staken uit verdriet en morgen weer in de trein. Doodsbang. Om weer iemand die zelfmoord wil plegen uit elkaar te zien spatten. Om de dag. 200 mensen per jaar die zichzelf doden door voor de trein te springen. Doodsbang om door rood te rijden. Bang voor de intimidatie door passagiers. Een bang en opgefokt zootje. Wie? En de directie gaat met de bond om de tafel om de boel te deblokkeren. . Er wordt een onderzoekscommissie ingesteld. Die deed zijn plas en alles blijft zoals het was. Nou, waarschijnlijk niet alles. Er zullen hekken worden geplaatst op moeilijke kruispunten, de geluidswal, die aangelegd is om de hinder van de TGV’s te verminderen en die verhinderde dat er adequate hulp verstrekt kon worden aan de slachtoffers, zal aangepast worden. Zullen waarschijnlijk deuren inkomen waarvan de sleutels beheerd zullen worden door speciaal daarvoor geautoriseerd treinwegpersoneel enz. Interventie op interventie. En iedereen die fietsbanden heeft geplakt weet dat je niet een plakkertje op een plakkertje moet plakken. En helemaal niet plakkertjes op plakkertjes op plakkertjes. Kunnen we nou niet eens kijken welke interventie we achterwege kunnen laten? Of ben ik nou te cynisch?

Diogenes van Sinope, zo ging het verhaal, liep op klaarlichte dag met een lantaarn
op het marktplein, op zoek naar een mens. Alexander de Grote had grote bewondering voor Diogenes en zocht hem op. “ Als ik niet Alexander zou zijn geweest, dan had ik Diogenes willen zijn.” Als ik niet Diogenes was, zou ik ook wel Diogenes willen zijn”, sprak de grote cynicus.

We dansen op een vulkaan. Geven gul aan de slachtoffers van Haiti. Voelen afgrijzen bij de beelden van weer een ramp. Staan twee minuten stil en gaan dan weer door. We hebben haast. Onze economische groei blijft met 0,75% achter bij de verwachting van het Centraal Plan Bureau. Harder, sneller, verder. Hollen zonder stil te staan. Putten onze bronnen uit in plaats van dat we daaruit putten. Op naar een volgende ramp. Negeren rood sein vermoedelijke oorzaak.

Kramer vs Kramer


En in een fractie van een seconde is alles anders. De wereld op zijn kop. Het ene moment op een voetstuk, het andere moment aan het kruis genageld. Bewonderd en verguisd in nog geen 48 uur. Een moment van verwarring, twijfel en twee beslissingen. Verkeerde. Mag een coach zo’n blunder maken? Heeft een schaatser zo’n coach nodig?

Hij lag op schema. Ramkoers. Niemand die hem van zijn tweede gouden medaille af kon houden. Sterk, stevig de regie in handen en een coach die niets aan het toeval overliet. Allemaal bordjes die alleen hij in de lucht kon houden. Zorgvuldig bouwde hij zijn race op. Al snel een grote voorsprong op de concurrent. De coach driftig gebarend bij de wissels. Coachend, aanmoedigend, sturend. En steeds weer die bordjes die aangaven dat het niet mis kon gaan. En toen ging het mis. De Goden kwamen tussenbeide. Twijfel bij de coach. Schrik. Verwarring. Ingrijpen nu. Binnenbaan. Twijfel bij de grote kampioen. Schrik. Verwarring. En in geval van twijfel volg je de coach. Gediskwalificeerd. Verloren.

“Zwaar kut”, sprak de kampioen. “Zwaar kloten”, sprak de coach. En,” de invloed van een coach is blijkbaar zo groot dat ik een hoogtepunt kan ombuigen tot een desastreus einde.” Beetje hoogmoed deze opmerking maar er zit wel een kern van waarheid in. Waarom was de coach zo nadrukkelijk in beeld terwijl iedereen, de kampioen incluis, er van overtuigd was dat niemand anders dan hij aanspraak kon maken op de Olympische titel? Wat is dan het belang van een coach? Waarom deed hij niet een stap terug toen hij tijdens de race zag dat het goed was? Dat er niks meer fout kon gaan? Lekker na twee ronden, want toen was het al duidelijk, lekker op een stoeltje naast de baan gaan zitten, af en toe de duim omhoog, en genieten. Waarom zo nadrukkelijk aanwezig zijn? Het middelpunt zijn, terwijl je niet het middelpunt bent.
En wat bezielde de kampioen om zich iets aan te trekken van de coach terwijl alles in zijn lijf en geest wist dat er niks fout kon gaan? Zoveel twijfel, zo weinig vertrouwen. En dan ga je nadenken en dan ga je ingrijpen. En dan gaat het fout. Gefaald. Een coach die autoriteit claimt, een kampioen die de autoriteit bij een coach legt.

Waarom houdt dit drama, deze Griekse tragedie mij zo bezig? Waarom is er in mij ook een neiging om de schuldvraag te stellen? Barbertje moet hangen. Vooral als we niet weten waarom iets zo fout is gegaan. We zoeken een schuldige en we vinden er een. Natuurlijk. Kemkers is fout. Een domme domme inschattingsfout. En ik denk dan aan die situaties in mijn leven waar ik liever niet aan wil denken. Waarin ik ongelooflijke fouten heb gemaakt. Waar ik zwaar beschadigd uit tevoorschijn ben gekomen. Waar door mijn fouten anderen beschadigd zijn. Kon ik daar iets aan doen? Konden die anderen er iets aan doen? Wat was mijn aandeel in wat er gebeurde? En misschien nog wel belangrijker, zat er ook winst in wat ik aanvankelijk alleen als verlies zag? Dit dieptepunt voor Kemkers en Kramer is voor mij het hoogtepunt van de Spelen. Waarom? Waarom is dit voor mij zo’n hoogtepunt en voor Kramer en Kemkers zo’n dieptepunt?

We leggen vaak de autoriteit bij een ander. De coach, de baas. Plaatsen de ander op een voetstuk. Als het goed gaat. Nagelen de ander aan het kruis als het fout gaat. Waarom hebben we zo de bevestiging of de kritiek van de ander nodig? Waardoor voelen we ons zo gestreeld, zo gewaardeerd of juist aangevallen door het oordeel of advies van de ander? Waarom zijn we ons zelf niet genoeg? Waarom heeft Sven Kramer Gerard Kemkers nodig? Waarom heeft Gerard Kemkers Sven Kramer nodig? Waarom staat de een zo driftig langs de kant van de ijsbaan en waarom let de ander zo op de aanwijzingen van de coach? Volkomen onzinnig! Natuurlijk moet je je goed voorbereiden. En heb je daar een coach voor nodig, al zal Shani Davis dat ontkennen. En natuurlijk heb je een coach nodig als er tijdens de race iets extra’s nodig is maar als het niet nodig is om in te grijpen is het nodig om niet in te grijpen. Afblijven. Geen interventies. Bij twijfel, niet inhalen.

En nu? Het leed is geschied. Hoe nu verder? Een gebroken coach, een woedende topsporter. Geschonden vertrouwen. Het lijkt wel een huwelijk waarin een van de echtelieden opgebiecht heeft vreemd te zijn gegaan. Hoe herstel je dat vertrouwen? Hoe kom je over die teleurstelling heen? Hoe adresseer ik die teleurstelling? Wie is je tegenstander? En misschien, heel misschien kom je dan tot de conclusie dat de tegenstander niet de ander is maar dat jij misschien zelf je grootste tegenstander bent. Vancouver 2010, een grote les in vertrouwen. Ook voor mij!

Drift en een druppeltje Dreft


Herinneringen laten los als vastgekoekte etensresten in een RVS pan die onder water staat. Met een druppeltje Dreft.

Als kind wilde ik altijd het laatste woord hebben. Mijn zin krijgen. Zei mijn familie. De enige familie herinnering over mij als kleuter is dat ik een erg driftig kind was. Ik kon zo blauw aanlopen dat iedereen dacht dat ik zou stikken. Buiten zinnen. Pepe in Asterix in Hispanien. Mijn held. Mijn vader is zelfs met mijn drift naar de dokter geweest. Het recept dat hij meekreeg bestond uit twee adviezen. ‘Als hij weer zo’n bui krijgt, zet hem dan onder de ijskoude douche en als dat niet helpt een stevig pak voor zijn broek.’ Het enige blauwe aan mij waren vanaf toen mijn billen. Na een tijdje kleurde mijn kont weer babyroze en mijn drift was er uit geramd. Raast het daarom zo vaak in mij? Razend van woede die er niet uit mag?

Kinderen nemen de werkelijkheid op een heel andere manier op als volwassenen. Wij proberen de werkelijkheid te begrijpen. Er grip op te krijgen. Met woorden. Kinderen nemen de werkelijkheid op met hun zintuigen. Hun zinnen. Volgen.

Dit werd mij duidelijk toen ik op mijn vijfendertigste in een flinke crisis terecht kwam. IK wilde graag overal de beste in zijn, anders bestond ik niet. En mijn kaartenhuis stortte ineen. Mijn vrouw werd ernstig ziek en moest een zwaar beroep doen op mij. Ik werkte mij drie slagen in de rondte, zorgde voor mijn zieke vrouw of was het mijn moeder, zorgde voor het huishouden, de kinderen. En ondertussen werd ik van beste docent de risee van de school. Althans zo voelde het voor mij. Een min mannetje dat geen afspraken meer kon nakomen, dat er niet meer was. Help. Er waren geen mensen die mijn wanhoop zagen. Er kwam geen woord over mijn lippen. Op een vrijdag werd ik zo wanhopig dat ik in een opwelling in mijn auto stapte en naar Westerbork reed. Daar was een tentoonstelling met werk van kinderen van oorlogsslachtoffers (mooi woord voor galgje). Ik begreep niet waarom ik daar zo graag naar toe wilde maar ik ging. De Drift er uit maar toch nog impulsief. In het Herinneringscentrum liep ik ontdaan langs de schilderijen. Veel rood en zwart. Primair. Geschreven vloeken. Geen mooie composities. Niets bedacht maar pure woede en verdriet. Geen woorden hiervoor, alleen maar buitenzinnige rauwe rouw in Beelden uitgedrukt. Ik zat huilend te kijken naar een paar video’s toen ik op mijn schouder getikt werd. Daar was ze weer, Barbara. Opnieuw op een kruispunt in mijn leven.

Zeven jaar daarvoor was ze er ook. Ik was op zoek naar het antwoord op de vraag hoe het kon dat je gestraft werd terwijl je geen schuld had. Ik was neergestoken, mijn oog kwijt geraakt en ik begreep niet waarom dit mij moest gebeuren. Ik besloot over deze vraag mijn afstudeerscriptie te maken en op advies van Shanti (we hebben onze hond naar hem vernoemd), mijn afstudeerdocent, ging ik naar Barbara. Ze was mijn Drama docent en ik mocht haar niet zo. Altijd blij, altijd voor iedereen klaar staan. Ik was dan ook niet rouwig toen ze langdurig ziek werd. Spiegeltje, spiegeltje aan de kant.

Barbara had als acht jarig meisje in een concentratiekamp gezeten. Dingen meegemaakt die een achtjarig meisje niet moet meemaken. Na de oorlog werd ze verpleegster. Klaarstaan voor mensen want dat was ze verplicht aan de doden. Overlevingsschuld. Maar die woorden had ze natuurlijk niet als kind. Ze werd docent. Dramadocent op een Lerarenopleiding. Poppen van papier-maché. Een nachtmerrie. En toen werd ze ziek. Op haar tweeënvijftigste. Vitale depressies en het verlangen er niet meer te zijn. Ze kwam terecht in Centrum 45 van Bastiaanse. De LSD psychiater. Waar LSD haar niet de beelden kon teruggeven van vroeger, deed zeemleer dat wel. Ze pakte een oude zeemleer op en dacht dat zij dat was. Oud, versleten, in een hoek gegooid. Ze trok het uit elkaar en plotseling kwamen in het zeemleer de beelden. Ze prikte de zemen op, gaf er kleur aan en de oorlog herleefde voor een achtjarig meisje door de ogen van een rijpe vrouw. Haar verwerking. Dit vertelde zij mij allemaal en toen ze uitgesproken was vroeg ze mij wat er met mij gebeurd was, waarom ik hier was. Ze werd furieus toen ik mijn ervaring met geweld niet tegenover het hare durfde te stellen. Wat wij gemeen hadden was de ervaring dat er iemand op ons pad was gekomen die ons dood wilde hebben. Niet om wie we waren maar gewoon omdat we er toevallig waren. Ik ging vertellen en ze gaf mij twee kado’s die ik nu pas echt kan uitpakken. De eerste was haar verhaal over de groep in Centrum 45. In haar groep zat Alje die in de tweede wereldoorlog zijn oog was uitgestoken door de Gestapo. Ik had mijn naam nog nooit gehoord buiten mijzelf en opeens bij het stellen van mijn vraag…..hier schoten en schieten woorden tekort. Ik werd wakker uit een nachtmerrie.

Het tweede kado kreeg ik later. Een uitnodiging voor haar eerste expositie in Leusden. Ik moest er bij zijn want dan zou daar het woord mam staan voor haar. De namen van haar twee zoons begonnen beide met een M. De expositieruimte was gevuld met veel huilende oude mensen die de beelden herkenden. Een beeld van een kind in de schuilkelder dat haar broertje probeerde te beschermen, terwijl de bommen vielen en een slang naar haar siste op de plek waar ze dacht veilig te zijn. Een beeld van stampende Soldatenlaarzen, een executie. Migraine. Pure onversneden beelden. Vijftig jaar later. Ze werden Herkend, herinnerd door het naar buiten te brengen. Herkennen, erkennen, bekennen, kennen.

Nu zeventien jaar later komen deze beelden bij mij naar boven. Zachtjes als etensresten die langzaam naar boven komen in een onder water gezette RVS pan. Met een beetje Dreft. En een beetje Aandacht.